Bediening
4.6.5 Kalibratie configuratie
4.7 Kalibratiepunten instellen
26
1. Selecteer vanuit het hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig dit.
2. Selecteer de gewenste sensor als er meer dan één sensor aangesloten is en bevestig
dit.
3. Kies KALIBREREN en bevestig dit.
4. Kies KAL CONFIG en bevestig dit.
5. UITGANGSMODUS wordt weergegeven. Kies met het toetsenbord één van de
volgende opties: ACTIEF, HOUDEN, TRANSMISSIE, of KIES en bevestigen.
(Terug naar het menu KAL CONFIG.)
6. Kies KAL CONFIG en bevestig dit.
7. Kies KAL NUL en bevestig dit.
8. Kies ELEKTRISCH of CHEMISCH en bevestig dit.
(Terug naar het menu KAL CONFIG.)
9. Kies KAL CONFIG en bevestig dit.
10. Kies KAL Delay en bevestig dit.
11. Pas de Dag XX aan met het toetsenbord en bevestig dit.
(Terug naar het menu KAL CONFIG.)
1. Selecteer vanuit het hoofdmenu SENSOR SETUP en bevestig dit.
2. Selecteer de gewenste sensor als er meer dan één sensor aangesloten is en bevestig
dit.
3. Kies KALIBREREN en bevestig dit.
4. Kies STANDAARD SETUP en bevestig dit.
5. WEET U HET ZEKER? wordt weergegeven. Bevestig om verder te gaan.
6. Compleet wordt weergegeven. Bevestig om verder te gaan. (Terug naar het menu
KALIBREREN.)