9 Inschakeling en inbedrijfsstelling
Schakel de stroomtoevoer naar de regeleenheid in.
Geïnstalleerde versie: P1.05.
Onmiddellijk daarna geeft de display de modus van de status van de bedieningen en de veiligheden weer. Zie hoofdstuk 7.
10 Bedrijfsmodus display
10.1 Modus van weergave parameters
WAARDE
PARAMETER
PARAMETER
Voor de gedetailleerde beschrijving van de parameters wordt verwezen naar hoofdstuk 12.
10.2 Modus van weergave van de status bedieningen en veiligheden
STATUS BEDIENINGEN
AP
PED
PP
ORO
CH
POWER
* OPMERKING: segment ORO wordt alleen bestuurd als par.
10.3 TEST modus
Met de TEST modus kan de activering van de bedieningen en de veiligheden visueel gecontroleerd worden.
De modus kan geactiveerd worden door op de toets TEST te drukken wanneer de automatisering niet in beweging is.
Als de poort in beweging is, zal wanneer op de toets TEST gedrukt wordt een STOP geproduceerd worden. De volgende
druk activeert de TEST modus.
Het knipperlicht en de controlelamp van 'geopende poort' lichten één seconde lang op bij elke activering van de
bediening of de veiligheid.
De display geeft links de status van de bedieningen 5 s lang weer (AP, CH, PP, PE, OR), ENKEL indien actief.
Voorbeeld: als de bediening van de opening wordt geactiveerd, verschijnt op de display AP:
De display geeft rechts de status van de veiligheden weer. Het nummer van de veiligheidsklem in alarm knippert.
1
05
STATUS VEILIGHEDEN
FT1
FT2
COS
STOP
STATUS VAN DE BEDIENINGEN:
De aanduidingen van de bedieningen (segmenten
PED=gedeeltelijke opening, ORO=klok) zijn gewoonlijk
uitgeschakeld. Ze lichten op wanneer een bediening
wordt ontvangen (bijvoorbeeld: wanneer een bediening
STATUS VAN DE VEILIGHEDEN:
De aanduidingen van de veiligheden (segmenten
FT1/FT2=fotocellen, COS = contactlijsten, STOP) zijn
gewoonlijk zichtbaar. Als ze niet zichtbaar zijn, is een
alarm aanwezig of zijn ze niet aangesloten.
; segment COS alleen als par.
187