Inbedrijfstelling
Parameter
Betekenis
De temperatuur die geldt bij temperatuurverlaging. Temperatuurverlaging wordt geactiveerd via de kalender-
VERL.TEMP
functie. Wanneer de functie is geactiveerd, is KAMER de temperatuur die hier wordt ingesteld.
Fabrieksinstelling: 18 °C, bereik: 10 °C – 30 °C
KAMERFACTOR
Wordt alleen weergegeven als een optionele ruimtetemperatuursensor is geïnstalleerd. Bepaalt hoe groot de
invloed van de ruimtetemperatuur moet zijn bij het berekenen van de aanvoertemperatuur.
Bij vloerverwarming wordt geadviseerd om KAMERFACTOR in te stellen op 1, 2 of 3.
Voor radiatorverwarming wordt geadviseerd om KAMERFACTOR in te stellen op 2, 3 of 4.
Invloed: 0 = geen invloed, 4 = grote invloed
Fabrieksinstelling: 2, bereik: 0 – 4
7.4
SHUNTGROEP 1 - 2
Wordt alleen weergegeven als de functies is geactiveerd in het menu SERVICE -> INSTALLATIE - SYSTEEM -> SHUNTGROEP.
Parameter
Betekenis
STOOKLIJN
Berekende aanvoertemperatuur bij een buitentemperatuur van 0 °C. Wordt weergegeven als een grafiek. De
curve wordt begrensd door de instelwaarden van MIN en MAX.
Fabrieksinstelling: 40 °C (bij vloerverwarming 30 °C), bereik: 22 °C – 56 °C
Minimaal toegestane aanvoertemperatuur, als de temperatuur voor warmtestop is bereikt en de warmtepomp
MIN
is gestopt.
Fabrieksinstelling: 10 °C, bereik: 10 °C – 50 °C
Maximale berekende instelwaarde van de aanvoertemperatuur.
MAX
Fabrieksinstelling: 55 °C (bij vloerverwarming 45 °C), bereik: 15 °C – 70 °C
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van +5 °C. Wordt in de grafiek voor
STOOKLIJN +5
STOOKLIJN weergegeven.
Fabrieksinstelling: 0 °C, bereik: -5 °C – 5 °C
STOOKLIJN 0
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van 0 °C. Wordt in de grafiek voor
STOOKLIJN weergegeven.
Fabrieksinstelling: 0 °C, bereik: -5 °C – 5 °C
Plaatselijke stijging of daling van STOOKLIJN bij een buitentemperatuur van -5 °C. Wordt in de grafiek voor
STOOKLIJN -5
STOOKLIJN weergegeven.
Fabrieksinstelling: 0 °C, bereik: -5 °C – 5 °C
Tijdens de productie van koeling kan de shuntgroep worden bijgesteld.
BIJ KOELING
Fabrieksinstelling: AUTO, bereik: AUTO, OPEN, GESLOTEN
Het regelen van de shuntgroep aan de hand van een constante temperatuur is een alternatief voor de hierbo-
CONST. TEMP.
ven vermelde regeling volgens een verwarmingscurve. Regeling met gebruik van een constante temperatuur
wordt geselecteerd met behulp van de parameter CONST. TEMP. in het menu Service.
Fabrieksinstelling: 40 °C, bereik: 10 °C – 55 °C
De temperatuur waar de shuntgroep mee werkt als de temperatuurverlaging is geactiveerd in het menu KALEN-
VERL.TEMP
DER.
Fabrieksinstelling: 18 °C, bereik: 10 °C – 30 °C
KAMERFACTOR
Wordt alleen weergegeven als een optionele ruimtetemperatuursensor is geïnstalleerd. Bepaalt hoe groot de
(alleen shuntgroep
invloed van de ruimtetemperatuur moet zijn bij het berekenen van de aanvoertemperatuur.
1)
Bij vloerverwarming wordt geadviseerd om KAMERFACTOR in te stellen op 1, 2 of 3.
Voor radiatorverwarming wordt geadviseerd om KAMERFACTOR in te stellen op 2, 3 of 4.
Invloed: 0 = geen invloed, 4 = grote invloed
Fabrieksinstelling: 2, bereik: 0 – 4
Danfoss Heating Solutions
DHP-iQ
VIJSQ110
29