Speciale indelingen
■ Hoekaanpassing
Geprojecteerde beelden van meerdere projectors die in overlappende projectie
worden gebruikt, moeten nauwkeurig worden geplaatst. De posities van elke hoek
in het overgangsgebied kunnen gelijk worden gelegd met het overgangsgebied van
de referentieprojector.
1
Configureer op de referentieprojector de instellingen voor trapezium
(P154) en randovergang (P157) en zet de markeringen voor randovergang
vervolgens op [Aan] (P110).
2
Selecteer [Installatie-instellingen] > [Professionele instellingen] >
[Randovergang] > [Instellen] > [Hoekaanpassing].
3
Selecteer het punt dat u wilt instellen en verplaats het zodat het beeld in
zijn geheel symmetrisch lijkt.
4
Terwijl u naar de geprojecteerde beelden kijkt, dient u de markeringen
van de projector die u aanpast, nauwkeurig zo af te stellen dat ze zo veel
mogelijk met de markeringen van de referentieprojector overlappen.
Beeld van
referentieprojector
Pas de positie van de vier hoeken in het overlappingsgebied aan. Wanneer u de positie
van één punt corrigeert, wordt ook het punt aan de tegenoverliggende zijde van het
overlappende gebied gecorrigeerd, zodat het scherm als geheel wordt gecorrigeerd.
5
Zet de randovergangsmarkeringen van de referentieprojector op [Uit]
(P110).
• Stel eerst [Zijkant] in (P110).
• Zijkanten die op een randovergangsbreedte van 12 of meer zijn ingesteld, kunnen
worden aangepast wanneer [Trapezium] is ingesteld op [Hoekaanpassing] en de
beeldverhouding [16:10] is.
• Stel de wijziging terug via [Trapezium] (P154).
• Een kleine randovergangsbreedte kan de beschikbare mate van aanpassing beperken.
Aangepast beeld van projector
115