5.2 Beveiligings- en regelfuncties
Het vloeistofniveau kan worden geregeld door de
Grundfos LC 231 en LC 241 niveauregelaars.
De pompen worden beveiligd met thermische
schakelaars die zijn aangesloten op de LC regelaar
of een CU 100 regelaar.
5.2.1 Niveauregelaars
Geschikte niveauregelaars:
•
LC 231: compacte oplossing met gecertificeerde
motorbeveiliging voor uitvoeringen met enkele en
dubbele pomp.
•
LC 241: kastoplossing die modulariteit en
maatwerk biedt voor uitvoeringen met enkele en
dubbele pomp.
•
Dedicated Controls (DC): high-end kastoplossing
voor multipompuitvoeringen tot 6 pompen.
In de volgende beschrijving kunnen
"niveauschakelaars" belvormige niveaumelders,
vlotterschakelaars of elektroden zijn, afhankelijk van
de geselecteerde pompregelaar.
Afhankelijk van de beveiliging en het aantal pompen
kunnen niveauschakelaars worden gebruikt in de
volgende opstellingen:
•
Drooglopen (optioneel)
•
Stop
•
Start pomp 1 (versie met één pomp)
•
Start pomp 2 (uitvoering met twee pompen)
•
Hoog niveau (optioneel)
Een analoge niveau-opnemer kan worden gebruikt
en alle niveaus kunnen worden aangepast.
Niveauschakelaars kunnen worden gebruikt met
niveau-opnemers (één voor droog en één voor hoog
niveau).
Let op de volgende punten bij het installeren van de
niveauschakelaars:
•
Om luchtinlaat en trillingen te voorkomen,
installeert u de uitschakelniveauschakelaar
zodanig dat de pomp wordt uitgeschakeld voordat
het vloeistofniveau wordt verlaagd tot in het
midden van het motorhuis.
•
Installeer de niveauschakelaar voor inschakelen
zodat de pomp op het vereiste niveau wordt
ingeschakeld. De pomp moet altijd worden
ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de
onderkant van de zuigleiding bereikt.
•
Installeer de alarmschakelaar voor hoog niveau
altijd ongeveer 10 cm boven de niveauschakelaar
voor inschakelen. Het alarm moet echter altijd
worden gegeven voordat het vloeistofniveau de
instroomleiding bereikt.
20
Zie de installatie- en bedieningsinstructies van
de geselecteerde pompregelaar voor verdere
instellingen.
De pomp mag niet drooglopen.
Installeer een extra niveauschakelaar om
er zeker van te zijn dat de pomp wordt
uitgeschakeld in het geval dat de
uitschakelniveauschakelaar niet werkt.
De pomp moet worden uitgeschakeld als
het vloeistofniveau de bovenrand van de
klem bereikt.
Vlotterschakelaars die worden gebruikt in
mogelijk explosiegevaarlijke omgevingen
moeten voor deze toepassing zijn
goedgekeurd. Ze moeten worden
aangesloten op de Grundfos LC 231 of LC
241 niveauregelaar door een intrinsiek
veilige barrière om een veilig circuit te
waarborgen. In potentieel
explosiegevaarlijke omgevingen moet de
anti-vastloopfunctie worden uitgeschakeld
op pompregelaars.
5.2.2 Thermische schakelaars
Alle pompen hebben twee sets thermische
schakelaars die zijn opgenomen in de
statorwikkelingen.
De thermische schakelaar in circuit 1 (T1-T3)
onderbreekt het circuit bij een temperatuur van de
wikkelingen van ongeveer 150 °C. Deze thermische
schakelaar moet altijd worden aangesloten.
De thermische schakelaar in circuit 2 (T1-T2)
onderbreekt het circuit bij de volgende temperatuur
van de wikkelingen (bij benadering):
•
170°C voor driefasen pompen
•
160°C voor eenfase pompen.
Na thermische uitschakeling moeten
explosieveilige pompen handmatig
opnieuw worden ingeschakeld. De
thermische schakelaar in kring 2 moet
worden aangesloten voor de handmatige
herinschakeling van deze pompen.
De maximale bedrijfsstroom en spanning van de
thermische schakelaars bedragen 0,5 A bij 500 VAC
en cos φ 0,6. De thermische schakelaars moeten
in staat zijn om een spoel in de stroomkring te
onderbreken.
Als de thermische schakelaars in standaardpompen
het circuit sluiten na afkoeling, wordt de pomp
automatisch opnieuw ingeschakeld door de regelaar.