4 Onderhoud
LET OP
Vóór het schoonmaken altijd uitschakelen en de voeding loskoppelen
•
Volg de plaatselijke best practices en veiligheidsrichtlijnen indien beschikbaar.
•
Gebruik een zachte, licht vochtige doek met reinigingsmiddel om alle buitenste oppervlakken schoon
•
te maken
Laat geen vloeistof op de metalen onderdelen in de oortelefoon/hoofdtelefoon komen
•
Stoom, steriliseer of dompel het instrument of de accessoire niet onder in vloeistof.
•
•
Gebruik geen harde of scherpe voorwerpen om een deel van het instrument of accessoires te
reinigen.
•
Laat onderdelen die in contact gekomen zijn met vloeistoffen niet drogen voor het reinigen
Rubberen oortips of schuim oortips zijn onderdelen voor eenmalig gebruik
•
Aanbevolen reinigings- en desinfectiemiddelen:
Warm water met mild, niet schurend schoonmaakmiddel (zeep)
•
Procedure
Reinig het instrument door de buitenkant met een pluisvrije doek met een beetje reinigingsmiddel af
•
te vegen.
Maak kussens en patiënthandschakelaar en andere onderdelen schoon met een pluisvrije doek die
•
licht bevochtigd is met reinigingsmiddel
•
Zorg dat er geen vocht in het luidsprekergedeelte van de oortelefoon en vergelijkbare onderdelen
komt.
WAARSCHUWING
4.1 Algemene onderhoudprocedures
Routinecontrole (subjectieve tests)
Het wordt aangeraden routinecontroles iedere week uit te voeren op alle apparatuur die in gebruik is.
Checkliststappen 1-9 hieronder dienen iedere gebruiksdag te worden uitgevoerd op de apparatuur.
Algemeen
Het doel van routinecontroles is zorgen dat de apparatuur correct werkt, dat de kalibratie niet aanzienlijk
veranderd is en dat de omvormer en aansluitingen geen defecten hebben die van negatief effect op de
testresultaten kunnen zijn. De controleprocedures dienen uitgevoerd te worden als de audiometer is
ingesteld op de normale werkende conditie. De belangrijkste elementen in dagelijkse prestatiecontroles zijn
de subjectieve testen en deze testen kunnen alleen goed uitgevoerd worden door een operator met een
ongehinderd en bij voorkeur vooraf bepaalde gehoorniveaus. Als er gebruik gemaakt wordt van een hok of
afzonderlijke testruimte, moet de apparatuur als geïnstalleerd gecontroleerd worden. Er kan een assistent
nodig zijn om de procedures uit te voeren. Tijdens de controles dienen ook de onderlinge aansluitingen
tussen de audiometer en de apparatuur in het hok gecontroleerd te worden, en alle aangesloten leads,
pluggen en aansluitingen in de aansluitbox (geluidskamermuur) dienen gecontroleerd te worden als
potentiële storingsbronnen en op onjuiste aansluiting. De omgevingsgeluidsomstandigheden tijdens de test
mogen niet substantieel slechter zijn dan wanneer het apparaat in gebruik is.
D-0134766-A – 2023/01
AD528 - Gebruiksaanwijzing - NL
Om gedurende de levensduur van het instrument elektrische veiligheid
te behouden moet regelmatig een veiligheidscontrole worden
uitgevoerd conform IEC 60601-1, klasse II, type B. Bijvoorbeeld
wanneer de jaarlijkse kalibratie wordt uitgevoerd.
Pagina 31