Inhoudsopgave
Advertenties
37
X
Controle en afregelen
A. ALGEMEEN
Alle afregelorganen, hun functies en plaats zijn gegeven in de tabel
„Afregelorganen en hun functies" (hoofdstuk IX) . De toleranties
genoemd in de navolgende tekst gelden alleen bij het opnieuw af-
regelen van een apparaat. Deze waarden kunnen verschillen van
die, gegeven in hoofdstuk II.
B. VOEDING
Netstroom
- Controleer of de netstroom < 400 mA bedraagt bij 220 V, 50 Hz.
-15 V
w
ï
t
i
i
t
i
Controleer of de spanning -1 S V bedraagt bij een normale net-
spanning van 220 V. Eventueel afregelen met R1016 of kies een
andere waarde voor R1014. De -15 V mag niet meer dan
100 mV variëren bij een ± 10 %~netspanningsvariatie,
- Cantraleer of de rimpelspanning niet groter is dan 15 mVt_t.
Eventueel op minimum afregelen met R1013.
+95 V
- Controleer of de spanning -I-95 V ± 1 V bedraagt bij een nomi-
nale netspanning van 220 V.
Eventueel een andere waarde kiezen voor R1010.
De +95 V mag niet meer dan 100 mV variëren bij een netspan-
ningsvariatie van ± 10 %.
- Contraleer
of
de
rimpelspanning niet
meer
bedraagt
dan
15 mVt _ t. Eventueel ap m~imimum afregelen. met R1002.
+85 V en +180 V
- Cantraleer af de spanning over C1007 bij een nominale net-
spanning van 220 V aan de volgende eisen voldoet:
-85 V±
S V( rimpelspanning G 1 Vt-t.
- Contraleer of de spanning over C1004 bij een nominale netspan-
ning van 220 V aan de volgende eisen voldoet:
~-180V± lOV,
rimpelspanning < 1,5 Vt-t.
Advertenties
Inhoudsopgave
