8. Wanneer de reduceereenheid niet is aansloten, moet de cilinderklep worden voorzien van een
veiligheidsplug die met de hand wordt vastgedraaid. De aansluitnippel van de reduceereenheid moet
worden beschermd met de gele beschermkap.
9. Als het apparaat defect is of beschadigd is, moet het worden gerepareerd of teruggestuurd naar een door
Interspiro goedgekeurde onderhoudswinkel. Onderdelen die de gebruiker zelf kan repareren, worden
beschreven in de reparatiesectie in deze gebruikershandleiding.
10. Vochtig materiaal moet goed worden gedroogd wanneer het in een tas of zak voor langer dan een paar
dagen moet worden opgeslagen.
11. Vul de luchtcilinders in overeenstemming met de beschrijving in hoofdstuk 8 "Vullen".
41