Als het mondstuk wordt gebruikt, zorg ervoor dat er geen
O-ring in de O-ring groef; monteer het mondstuk in de
ademhaling klep en controleer of de rubber flens aan de
binnenzijde van het mondstuk loopt in de O-ring groef.
Bevestig het mondstuk met de slangklem.
12.3
PERIODIEKE CONTROLE EN INSPECTIE
De in dit hoofdstuk beschreven controles moeten regelmatig tussen de duiken worden uitgevoerd (na één
duikgelegenheid en voorafgaan aan de volgende).
12.3.1
CONTROLEER DE RESERVE
1. Installeer de Divator-duikapparatuur in overeenstemming met de montage-instructies. Zet de eenheid
onder druk.
2. Controleer het volgende:
– De reserve is onaangetast en blijft in positie (C, D of R).
(De luchtdruk moet worden teruggebracht om stand R te controleren)
– Er zijn geen afzettingen in of rond de reserveluchthendel.
– Geen onderdelen vertonen tekenen van slijtage of beschadiging.
3. Voer een functietest uit; zie sectie 5.1 "Lekkage- en functietest".
Als de apparatuur defect is of beschadigd is, moet deze worden gerepareerd of teruggestuurd naar een door
Interspiro goedgekeurde onderhoudsmonteur.
12.3.2
CONTROLEER DE BEWEGING VAN DE MANOMETERINDICATOR.
De eerste trapreduceereenheid heeft een gasklepopening in de hogedrukaansluiting die de luchtstroom naar
de manometerslang en de manometer beperkt. Deze beperking beschermt de gebruiker en apparaat indien
de hogedrukslang of manometer een storing heeft.
1. Installeer de duikapparatuur in overeenstemming met de montage-instructies.
2. Open de cilinderklep en bestudeer tegelijkertijd het manometerresultaat. Controleer of de bewegingen
van de indicator gelijkmatig en normaal zijn. Als de indicator onregelmatig of helemaal niet beweegt, is
de manometer defect.
3. Sluit de cilinderklep, druk op de ontluchtingsknop op de ademautomaat om de Divator-duikapparatuur
te ontluchten en zet de de reserve klephendel in positie R.
Als de apparatuur defect is of beschadigd is, moet deze worden gerepareerd of teruggestuurd naar een door
Interspiro goedgekeurde onderhoudsmonteur.
55