EngyCal RS33
5.4
Installatie-instructies voor temperatuursensor(en)
A
13
Installatietypen voor temperatuursensoren
A - B Voor leidingen met een kleine diameter, moet de sensortip tot de leidingas of een klein stukje verder
reiken (=L).
C - D Schuine inbouwpositie.
De installatiediepte van de thermometer heeft invloed op de meetnauwkeurigheid. Wanneer
de installatiediepte onvoldoende is, worden fouten in de meting veroorzaakt door de warmte-
overdracht via de procesaansluiting en de tankwand. Voor de installatie in een leiding komt
daarom de ideale insteeklengte overeen met de helft van de leidingdiameter.
• Installatiemogelijkheden: leidingen, tanks of andere installatiedelen
• Minimale dompeldiepte = 80 ... 100 mm (3,15 ... 3,94 in)
De dompellengte moet overeenkomen met minimaal 8 keer de diameter van de thermowell.
Voorbeeld: beschermbuis-diameter 12 mm (0,47 in) x 8 = 96 mm (3,8 in). Wij adviseren
een standaard dompeldiepte van 120 mm (4,72 in).
Waarborg voor pijpen met kleine nominale diameters, dat de tip van de beschermbuis
ver genoeg in het proces steekt zodat deze ook voorbij de pijpas steekt (→ 13, 15,
pos. A en B). Een andere oplossing is een diagonale installatie (→ 13, 15, pos. C en
D). Bij het bepalen van de dompellengte of installatiediepte moet rekening worden
gehouden met alle thermometerparameters en het te meten proces (bijv.
doorstroomsnelheid, procesdruk).
Zie ook de installatie-aanbevelingen EN1434-2 (D), afb. 8.
Gedetailleerde informatie
Endress+Hauser
B
D
Installatie
C
A0008603
15