4 Montage en installatie
4
Montage en installatie
4.1
Toebehoren
De volgende toebehoren kunt u voor de uitbreiding van
het warmtepompsysteem gebruiken. Meer informatie
over de installatie van de toebehoren vindt u in
hfdst. 6.9.
Mengmodule VR 60
Met de mengmodule kunt u de regeling van de CV-in-
stallatie met twee mengcircuits uitbreiden. U kunt maxi-
maal zes mengmodules aansluiten.
Afstandsbediening VR 80 en VR 90
Voor de eerste acht CV-circuits (HK 1 — HK 8) kunt u een
eigen afstandsbediening aansluiten.
vrDIALOG 810/2
vrDIALOG is een communicatie-eenheid met software en
verbindingsleiding, waarmee u diagnose, bewaking en
parameterinstelling van de warmtepomp vanaf een com-
puter kunt uitvoeren.
vrnetDIALOG 840/2, 860/2
De communicatie-eenheid vrnetDIALOG stelt u in staat
via een telefoonaansluiting of via een geïntegreerd
GSM-modem een diagnose op afstand, bewaking en pa-
rameterinstelling van de warmtepomp vanaf een compu-
ter uit te voeren.
Bufferboiler voor CV-water VPS
De bufferboiler VPS dient als tussenopslag voor verwar-
mingswater en kan tussen warmtepomp en CV-circuit
worden gemonteerd. Hij stelt de nodige energie ter be-
schikking om wachttijden van de exploitant van het lei-
dingnet te overbruggen.
Combiboiler VPA
De Vaillant combiboiler VPA kan vanuit verschillende
energiebronnen worden gevoed en is bestemd voor het
opwarmen van zowel CV-water als warm water.
Overige toebehoren
— Warmtedragende vloeistof
— Vulpomp
— Veiligheidsgroep en afvoertrechter
— Expansievat voor CV-circuit
12
4.2
Eisen aan de standplaats
— Kies een droge ruimte die permanent vorstvrij is.
— Vermijd de installatie in de nabijheid van warmtebron-
nen of brandbaar materiaal.
— De vloer moet vlak zijn en voldoende draagvermogen
hebben om het gewicht van de warmtepomp incl. de
warmwater- en evt. een bufferboiler te kunnen dra-
gen.
— De leidingen (zowel aan warmtebron-, warmwater- als
CV-zijde) moeten doelmatig kunnen worden gelegd.
— Er moet gezorgd worden voor een aansluiting voor de
condensafvoer.
— Denk er bij de keuze van de standplaats aan dat de
warmtepomp tijdens gebruik trillingen naar de vloer of
naar wanden in de buurt kan overdragen.
— Het is voor een optimale geluidsreductie aan te beve-
len om buisdoorvoeren door wanden en plafonds ge-
luidsgeïsoleerd uit te voeren.
— Volgens DIN EN 378 T1 wordt voor warmtepompen de
grootte van de minimale plaatsingsruimte (V
volgt berekend:
V
= G/c
min
G = koudemiddelinhoud in kg
c = praktische grenswaarde in kg/m
(voor R 407C geldt c = 0,31 kg/m
Daaruit blijkt de volgende minimale plaatsingsruimte:
Warmtepomptype
Vulhoeveelheid
koudemiddel [kg]
VWS 220/2
VWW 220/2
VWS 300/2
VWW 300/2
VWS 380/2
VWW 380/2
VWS 460/2
VWW 460/2
Tabel 4.1 Minimale plaatsingsruimte
Installatiehandleiding geoTHERM VWS/VWW 0020072959_00
) als
min
3
3
)
Minimale plaat-
singsruimte [m
4,1
13,2
4,3
13,9
5,99
19,3
6,7
21,6
8,6
27,7
3
]