Foto's bewerken
•
Beeldbewerking
(=
67–68) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Sla een kopie van beelden op met een lager aantal opnamepixels.
1
Selecteer [Veranderen].
z
z
Druk op de knop [
[Veranderen] op het tabblad [
(=
2
Selecteer een beeld.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
3
Selecteer een beeldformaat.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om het
formaat te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
z
z
[Nieuw beeld opslaan?] wordt
weergegeven.
4
Sla het nieuwe beeld op.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om [OK]
te kiezen en druk vervolgens op de
knop [ ].
z
z
Het beeld wordt nu opgeslagen als
een nieuw bestand.
Foto's
] en kies
]
24).
5
Bekijk het nieuwe beeld.
z
z
Druk op de knop [
beeld voor weergave] wordt weergegeven.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om [Bewerkt
beeld] te kiezen en druk daarna op de
knop [ ].
z
z
Het opgeslagen beeld wordt nu
weergegeven.
•
Beelden die zijn vastgelegd met een opnamepixelinstelling van [ ]
of [ ]
(=
36) kunnen niet worden bewerkt.
•
Beelden kunnen niet worden voorzien van een hoger aantal opnamepixels.
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Extreem heldere of donkere beeldgebieden (zoals gezichten of
achtergronden) kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden
aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg
contrast heeft, kan dat voor het maken van opnamen ook automatisch
worden gecorrigeerd, zodat onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier
correctieniveaus, en sla het beeld vervolgens op als een apart bestand.
1
Selecteer [i-Contrast].
z
z
Druk op de knop [
[i-Contrast] op het tabblad [
2
Selecteer een beeld.
z
z
Druk op de knoppen [ ][ ] om een
beeld te kiezen en druk vervolgens
op de knop [ ].
Vóór gebruik
Basishandleiding
]. [Selecteer
Handleiding voor
gevorderden
Basishandelingen
van de camera
Auto-modus
Andere
opnamestanden
P-modus
Afspeelmodus
Menu Instellingen
Foto's
Accessoires
Bijlage
Index
] en kies
]
(=
24).
67