Als de locatie van het apparaat is ingesteld in [Instellingen/registratie]
Apparaatinformatie], wordt dezelfde tekenreeks ingevoerd in de locatie. Als u de locatie wijzigt in de
instellingen van AirPrint, wordt de locatie in de instellingen voor de apparaatinformatie ook gewijzigd.
6
Klik op [OK].
➠
De instellingen worden toegepast.
7
Uitloggen van Externe UI.
●
Wanneer de AirPrint-functie is ingeschakeld, zijn de volgende netwerkinstellingen ook ingeschakeld:
-
[Gebruik HTTP](P. 504)
-
[Instellingen IPP-afdrukken](P. 504)
-
[mDNS-instellingen](P. 502)
-
[Network Link Scan-instellingen](P. 505)
De functies en beveiliging voor AirPrint instellen
AirPrint gebruikt de volgende protocollen:
●
IPP (afdrukken en faxen verzenden)
●
Network Link Scan (scannen)
Het te gebruiken protocol is afhankelijk van de functie. U kunt de beschikbare functies dus beperken door de
protocollen uit te schakelen. Daarnaast kunt u de instellingen configureren voor het versleutelen van
communicatie met TLS en IPP-verificatie configureren bij het gebruik van een protocol.
Kies deze instellingen met behulp van Externe UI vanaf een computer. U kunt de instellingen niet kiezen met behulp
van het bedieningspaneel.
Beheerdersrechten zijn vereist.
Vereiste voorbereidingen
●
Wanneer u communicatie met TLS versleutelt, geeft u de sleutel die en het certificaat dat u wilt gebruiken op
voor communicatie met TLS-versleuteling.
1
Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de Externe UI.
starten(P. 455)
2
Klik op de Portal-pagina van de Externe UI op [Instellingen/registratie].
pagina van Externe UI(P. 458)
3
Klik op [Netwerkinstellingen]
instellingen]
➠
Het scherm [Instellingen IPP-afdrukken bewerken] of het scherm [Network Link Scan-instellingen
bewerken] wordt geopend.
Aan mobiele apparaten koppelen
TLS gebruiken(P. 394)
[Instellingen IPP-afdrukken] of [Network Link Scan-
[Bewerken].
353
[Apparaatbeheer]
[Instellingen
Externe UI
Portal-