Plaats de afdrukzijde van de correctie-afbeelding met de afdrukzijde naar beneden en met de zwarte lijn
aan de achterzijde van het apparaat.
3
Sluit de documentinvoer voorzichtig.
6
Druk op [Scannen starten].
➠
Als de kalibratie-afbeelding is gescand, wordt deze afgedrukt op het volgende vel.
7
Verwijder het eerste vel van de glasplaat, en plaats het tweede vel.
Plaats het tweede vel met de afgedrukte kalibratie-afbeelding op de glasplaat, op dezelfde manier als het
eerste vel. Voor details over het plaatsen van originelen, zie Stap 5.
8
Druk op [Scannen starten].
➠
De kalibratie-afbeelding wordt gescand, en de kalibratie wordt verricht.
Als de kalibratie is voltooid, verschijnt het bericht [Voltooid.], en vervolgens het scherm [Automatische
gradatie-aanpassing].
9
Verwijder het tweede vel van de glasplaat.
Als [Kan geen correctie uitvoeren.] verschijnt
●
Controleer of de handelingen worden verricht volgens bovenstaande procedure. Controleer met name het
volgende:
- In 3 controleert u of er papier in de papierlade beschikbaar is.
- In 5 controleert u of de kalibratie-afbeelding goed is ingesteld. Zorg beslist voor een juiste afdrukzijde en
de positie van de zwarte lijn.
●
Verwijder vastgelopen papier.
●
Controleer hoeveel toner er nog in de tonercartridges zit, en vervang eventuele tonercartridges, naar
behoefte.
De resterende hoeveelheid verbruiksartikelen controleren(P. 640)
Tonercartridges vervangen(P. 638)
De gradatie van kopie-afbeeldingen kalibreren (Kopie-afbeelding aanpassen)
Scan een met het apparaat afgedrukte kalibratie-afbeelding (voor het kalibreren gebruikte afbeelding) op de glasplaat
om de gradatie van de kopie-afbeelding te kalibreren.
Onderhoud
Papierstoringen(P. 660)
647