Optie
COUNTERS
(tellers)
ONDERHOUD
5.3 Proces- en laboratoriummetingen vergelijken
Vergelijk proces- en laboratoriummetingen met RFID of Link2SC. Zorg dat de proces- en
laboratoriuminstrumenten worden gekalibreerd met hetzelfde aantal kalibratiepunten en met dezelfde
standaarden. Controleer of de kalibraties niet verlopen zijn.
5.3.1 Een steekmonster nemen.
Neem een monster van 100 mL (minimaal) via de monsteruitlaatslang van het instrument. Neem het
monster met een schone glazen fles met een goed passende dop. Neem geen monster direct in de
monsterkuvet.
1. Spoel de glazen fles minimaal drie keer met water uit de monsteruitlaatslang van het
procesinstrument. Vul de fles met het monster totdat het monster overloopt.
2. Neem met de glazen fles een monster van 100 mL (minimaal) via de monsteruitlaatslang van het
instrument.
3. Plaats de dop op de monsterfles.
4. Analyseer het steekmonster onmiddellijk met het laboratoriuminstrument om de invloed van
bezinking, groei van bacteriën en temperatuurwijzigingen te voorkomen.
5.3.2 Metingen vergelijken met RFID
Als het procesinstrument en het laboratoriuminstrument beschikken over de optionele RFID-module,
vergelijkt u de proces- en laboratoriummetingen met RFID.
Te verzamelen items:
• TU5300 sc of TU5400 sc met de optionele RFID-module
• TU5200 met de optionele RFID-module
• TU5200-monsterkuvetten
• Glazen monsterfles met een monster-RFID-sticker
• Operator-RFID-tag (optioneel)
1. Houd bij het procesinstrument de operator-RFID-tag (indien beschikbaar) bij de RFID-module.
Raadpleeg
Afbeelding 1
2. Plaats een monster-RFID-sticker op de monsterfles.
3. Neem een steekmonster. Raadpleeg
4. Houd bij het procesinstrument de RFID-sticker die op de monsterfles zit bij de RFID-module.
Het instrument geeft een geluidssignaal. Het statusindicatielampje wordt blauw.
De troebelheidswaarde, operator-ID (indien beschikbaar), locatie van het procesinstrument en de
datum en tijd zijn vastgelegd op de RFID-sticker.
26 Nederlands
Omschrijving
Toont de totale bedrijfstijd van het instrument, het resterende aantal
wiscycli, de datum waarop de kuvet werd geplaatst/vervangen, de datum
waarop de kuvet werd gereinigd, de kalibratiedatum, de controledatum, de
bedrijfstijd van het droogmiddel, de resterende levensduur van het
droogmiddel, de bedrijfstijd van de luchtpomp en de datum waarop de
fabrieksservice werd voltooid.
Opmerking: De tellers worden gereset wanneer het menugeleide onderhoud is
voltooid. Raadpleeg de optie ONDERHOUD die volgt.
Start het menugeleide onderhoud om de kuvet te vervangen of reinigen, de
wisser te vervangen of de droogmiddelpatroon te vervangen.
WISSEN—Start een wisserreiniging indien de optionele automatische
reinigingsmodule is geïnstalleerd. OUTPUT MODUS—Selecteert het
uitvoergedrag tijdens onderhoud (standaard: vasthouden).
FABRIEKSSERVICE—Alleen voor servicegebruik.
op pagina 10 voor de locatie van de RFID-module.
Een steekmonster nemen.
op pagina 26.