Hoofdstuk 10: Camera-instelling
4. Klik op
Apply (Toepassen)
5. Als u deze parameters wilt opslaan naar een andere camera, klikt u op
(Kopiëren)
en selecteert u de camera in het venster dat wordt weergegeven.
Klik op
OK
om terug te keren naar het hoofdvenster.
6. Klik op
Apply (Toepassen)
7. Klik op
Exit (Afsluiten)
Momentopnames
U kunt de beeldkwaliteit en resolutie van de momentopnames van elke camera
definiëren. Momentopnames kunnen te allen tijde worden genomen tijdens live-
weergave of afspelen. Ze kunnen ook worden gemaakt als een alarm optreedt en per
e-mail worden verzonden naar een FTP-server.
U kunt als volgt momentopnames configureren:
1. Klik in de menuwerkbalk op
(Momentopnames).
2. Selecteer de gewenste camera.
3. Selecteer de resolutie voor de momentopname in de vervolgkeuzelijst.
Selecteer QCIF, CIF, 4CIF of Maximum voor de opnameresolutie. Als u "Maximum"
selecteert en de originele resolutie hoger is dan 1080P, wordt deze gecomprimeerd
tot 1080P. Als de originele resolutie kleiner is dan 1080P, blijft de originele resolutie
behouden.
4. Selecteer de kwaliteit van de momentopname in de vervolgkeuzelijst (laag, normaal
of hoog).
5. Klik op
Apply (Toepassen)
6. Klik op
Exit (Afsluiten)
Camera OSD
Met de recorder kunt u configureren welke informatie voor elke camera wordt
weergegeven op het scherm.
De OSD (on-screen display)-instellingen worden weergegeven in de live-weergave-
modus en bevatten de cameranaam, tijd en datum. Deze instellingen zijn een
onderdeel van het beeld en worden daarom ook opgenomen.
82
om de instellingen op te slaan.
om de instellingen op te slaan.
om terug te keren naar de live-weergave.
Camera Setup (Camera-instelling)
om de instellingen op te slaan.
om terug te keren naar de live-weergave.
Copy
>
Snapshots
TruVision NVR 11 Gebruikershandleiding