eigenvals
eigenvects
eigVc
eigVl
element
ellipse
432
Hiermee wordt de reeks van eigenwaarden van een matrix
geretourneerd.
eigenvals(Mtrx)
Voorbeeld:
eigenvals([[-2,-2,1],[-2,1,-2],[1,-2,-2]])
retourneert
3,-3,-3
Hiermee worden de eigenvectoren van een
diagonaliseerbare matrix geretourneerd.
eigenvects(Mtrx)
Hiermee worden de eigenvectoren van een
diagonaliseerbare matrix geretourneerd.
eigVc(Mtrx)
Hiermee wordt de Jordan-matrix geretourneerd die is
gekoppeld aan een matrix wanneer de eigenwaarden
kunnen worden berekend.
eigVl(Mtrx)
Hiermee wordt een punt op een curve of een reëel getal in
een interval weergegeven.
element((Curve of Reëel_interval),(Pnt of
Reëel))
Voorbeeld:
Met element(0..5)
2,5 gemaakt. Als u op deze waarde tikt en op Enter
drukt, kunt u een cursortoets gebruiken om de waarde te
verhogen of verlagen (net als in een schuifbalk). Druk
nogmaals op Enter om de schuifbalk te sluiten. De
waarde die u instelt, kan worden gebruikt als coëfficiënt
in een functie die u vervolgens uitzet.
Met drie punten (F1, F2 en M) als argumenten wordt hiermee
een ellips getekend met brandpunten bij F1 en F2, die door
M gaat. Met twee punten en een reëel getal (F1, F2 en a) als
argumenten wordt hiermee een ellips getekend met
brandpunten op F1 en F2, die door punt M gaat zodat
MF1+MF2=2a. Met één tweedegraads polynoom p(x,y) als
argument wordt de ellips getekend die wordt gedefinieerd
wanneer wordt ingesteld dat het polynoom gelijk is aan 0.
ellipse(Pnt(F1),Pnt(F2),(Pnt(M) of Reëel(a))
of
ellipse(p(x,y))
wordt in eerste instantie de waarde
Functies en opdrachten