Transducerinstellingen configureren
Voor systemen die een sonar bevatten, moeten de transducerinstellingen worden geconfigureerd.
1. Selecteer Transducer het menu Instellingen van de Fishfinder-app: Menu > Instellingen >
Transducer
2. Selecteer hoe u wilt dat de diepte wordt weergegeven:
i. Onder transducer (default) — geen correctie nodig
ii. Onder kiel — voer de afstand in tussen de voorkant van de transducer en de onderkant
van de kiel.
iii. Onder waterlijn — voer de afstand in tussen de onderkant van uw kiel en de waterlijn.
3. Als u transducer over een temperatuursensor beschikt, dan kunt u de temperatuurinstellingen
als volg configureren:
i. Waar nodig in- en uitschakelen van temperatuurmetingen.
ii. Als dit is ingeschakeld, vergelijk dan de temperatuurmeting met de feitelijke watertemperatuur.
iii. Als de huidige meetwaarde moet worden aangepast, selecteert u Temp kalibreren en voert u
het verschil tussen uw 2 meetwaarden in.
Grenswaarde ping-diepte
Wanneer transducers met hoog vermogen zoeken naar een Bodemvergrendeling, kunnen ze zoeken
tot een diepte van maximaal 3.048 m (10.000 ft) met één cyclus van het sonarsignaal. Dit betekent
dat het ophalen of opnieuw ophalen van een bodemvergrendeling enige tijd kan duren. Om de tijd
voor het opnieuw ophalen van de sonarbodemvergrendeling voor transducers met hoog vermogen
te verbeteren, kan een grenswaarde worden ingesteld voor de ping-diepte.
Wanneer u een CHIRP- of non-CHIRP-transducer gebruikt met hoog vermogen (meer dan 600 W) en
aangesloten op de 1 kW-transducerconnector op een Axiom™ Pro MFD of RVX1000-sonarmodule,
is de regelaar voor de Grenswaarde ping-diepte beschikbaar in het instellingenmenu voor de
transducer in de Fishfinder-app: Menu > Instellingen > Transducer > Grenswaarde ping-diepte.
86