❏ Zorg ervoor dat u geen vloeistoffen op de printer morst.
❏ Steek uw hand niet in de printer en raak de cartridges niet aan
tijdens het afdrukken.
❏ Verplaats de printkop niet met de hand. Hierdoor kan de
printer worden beschadigd.
❏ Zet de printer altijd uit met de aan-uitknop P. Wanneer deze
knop wordt ingedrukt, gaat het LCD-scherm uit. Verwijder
de stekker pas uit het stopcontact en sluit de stroom naar het
stopcontact pas af wanneer het LCD-scherm uit is.
❏ Controleer voordat u de printer vervoert of de printkop zich
in de uitgangspositie bevindt (uiterst rechts) en de cartridges
aanwezig zijn.
❏ Laat de cartridges zitten. Als u de cartridges verwijdert, kan
de printkop indrogen, waardoor afdrukken niet meer
mogelijk is.
Een geheugenkaart gebruiken
❏ Verwijder de kaart niet en zet de printer nooit uit zolang de
computer en de geheugenkaart met elkaar communiceren
(dus zolang het lampje van de kaartsleuf knippert).
❏ Het precieze gebruik van de geheugenkaarten hangt af van
het kaarttype. Raadpleeg daarom altijd de documentatie bij
uw geheugenkaart voor meer informatie hierover.
❏ Gebruik alleen geheugenkaarten die compatibel zijn met de
printer. Raadpleeg Geheugenkaarten in de printer plaatsen.
9