3.
Laat de motor afkoelen voordat u de
maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.
4.
Om brandgevaar te beperken dienen motor,
geluiddemper, accucompartiment en de
omgeving van de brandstoftank steeds te worden
vrijgemaakt van een overmaat aan vet, gras,
bladeren en opgehoopt vuil.
5.
Controleer de grasopvangzak regelmatig op
slijtage en beschadigingen.
6.
Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
7.
Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt,
dient dit buiten plaats te vinden.
Geluidsdruk
Deze machine produceert een continu-geluidsdruk
volgens A-norm bij het oor van de bestuurder van:
85,4 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op
identieke machines volgens ANSI B71.5-1984
procedures.
Overzicht van veiligheidssymbolen
Veiligheidsalarm —
symbool in de
driehoek geeft het
gevaar aan.
Veiligheidsalarm
Lees de bedienings-
handleiding.
Raadpleeg technische
handleiding voor
juiste onderhouds-
procedures.
Geluidsniveau
Deze machine produceert een geluidsniveau van:
98.6 dB(A)/1 pW, op basis van metingen uitgevoerd
op identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG
en wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine produceert een maximum hand-arm
trillingsniveau van: 7,27 m/s , op basis van metingen
uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349
procedures.
Veiligheidsschermen
niet openen of
verwijderen terwijl de
motor loopt.
Roterend mes, kan
tenen of vingers
afsnijden. Houd
handen en voeten uit
de buurt van het
draaiende mes zolang
de motor loopt.
Om beschadiging van
mes bij fijnmaken te
voorkomen versneller
gebruiken als maaier
is uitgerust met een
fijnmaakhulpstuk.
Overbrenging
4