Gebruikershandleiding voor de
4
Het AutoPulse-systeem onderhouden
4.1
Batterijen opladen in de batterijlader
De batterijlader kan maximaal twee Li-ionbatterijen opladen en opgeladen houden.
Een batterij opladen:
1.
Schuif de batterij in een beschikbaar oplaadvak (zie afbeelding 4-1). Controleer of de batterij goed
op zijn plaats zit (de vergrendeling is geactiveerd).
Opgelet: Verwijder het kunststof beschermkapje van de batterijconnector alvorens de batterij
op te laden.
NB:
Voor een optimale oplading zorgt u dat de batterij op kamertemperatuur is voordat u hem
in de batterijlader inbrengt.
NB:
Als de interne temperatuur van een Li-ionbatterij lager is dan een nominale temperatuur
van 5 °C (41 °F), wordt de batterij niet opgeladen in de batterijlader. Als een batterij uit
een koude opslagplaats wordt gehaald of langdurig aan koude weersomstandigheden is
blootgesteld, moet u de batterij op kamertemperatuur laten komen (wat tot drie uur kan
duren) voordat u hem in de batterijlader inbrengt.
NB:
Breng een batterij niet met kracht in de batterijlader in, omdat de connector van de batterij
daardoor beschadigd kan raken.
NB:
De batterij heeft een mechanisme dat ervoor zorgt dat deze slechts in één richting kan
worden ingebracht. Een batterij mag niet met kracht in een oplaadvak worden ingebracht.
Als er weerstand wordt ondervonden, controleert u of de batterij op juiste wijze is
ingebracht en nergens door wordt geblokkeerd.
Pagina 4-1