10 Telefoonboek van het toestel
Telefoonboek van het toestel
Opmerking
Webinterface oproepen
U kunt de adressen in het telefoonboek ook
met de webinterface van het apparaat bewer-
ken (zie ook het hoofdstuk Webinterface, op
pagina 20).
Inleiding
U kunt nieuwe invoeren opslaan, naar invoeren zoeken,
NL
groepen aanleggen en bewerken. U kunt tot 250
records in de telefoongids van uw toestel opslaan.
Cursornavigatie 1
Opmerking
Navigeren in de bewerkingfunctie
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist u de
tekens afzonderlijk. Met j verlaat u het menu
en keert u naar de uitgangsmodus terug.
Record zoeken
1 Druk op m.
Opmerking
Functie oproepen
U kunt een vermelding uit het telefoon-
boek
511 en OK te drukken.
2 Kies met [ een record.
Record opslaan
Niet dezelfde invoergegevens
Opmerking
Niet dezelfde invoergegevens
U kunt niet twee invoergegevens onder
dezelfde naam opslaan.
1 Druk op C, 512 en OK.
2 Voer de naam in. Letters voert u met de cijfertoet-
sen in (zie opdruk). Speciale tekens voert u in met
0. Druk zo vaak op de betreffende toets tot de
gewenste letter of het gewenste speciale teken op
het display verschijnt.
Opmerking
Navigeren in de bewerkingfunctie
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist
u de tekens afzonderlijk.
3 Bevestig met OK.
4 Toets met de cijfertoetsen het nummer in.
5 Bevestig met OK.
40
ook
opzoeken
door
Opmerking
Nummer uit de lijst nummerherha-
ling
U kunt een opgeslagen nummer uit de lijst
van de laatst gekozen abonneenummers en
binnengekomen gesprekken (=nummer-
herhaling/oproepenlijst) kiezen. Druk op
@. Kies met [ een record. Bevestig
met OK.
Opmerking
Kengetal
Als u uw apparaat voor werking op een
PABX centrale hebt ingericht en het num-
mer om een buitenlijn te krijgen hebt inge-
toetst, sla dan het nummer op zonder het
nummer om een buitenlijn te kiezen (zie ook
het hoofdstukPABX inrichten, pagina 64).
6 U kunt aan de invoergegevens een beltoon toewij-
zen. Kies met [ of met de cijfertoetsen 1 tot
7 een beltoon.
7 Bevestig met OK.
C,
Opmerking
op
Standaard beltoon toewijzen
Kies 1 om de standaard beltoon aan de
invoergegevens toe te wijzen.
8 Kies de snelheid voor de faxtransmissie naar deze
abonnee. Normaal gesproken kunt u de hoogste
snelheid selecteren. Stel een lage transmissiesnelheid
in wanneer u faxberichten stuurt in netten met een
slechte lijnkwaliteit.
9 Bevestig met OK. Het record wordt opgeslagen.
Record wijzigen
1 Druk op C, 514 en OK.
2 Selecteer met [ het record dat u wilt wijzigen.
3 Bevestig met OK.
4 Wijzig de naam.
5 Bevestig met OK.
6 Wijzig het nummer.
7 Bevestig met OK.
8 U kunt aan de invoergegevens een beltoon toewij-
zen. Kies met [ of met de cijfertoetsen 1 tot
7 een beltoon.
9 Bevestig met OK.
Opmerking
Standaard beltoon toewijzen
Kies 1 om de standaard beltoon aan de
invoergegevens toe te wijzen.
Philips · LaserMFD 6135hfd