Schakelhysterese (d)
Standaardinstelling: ± 0,2 °C
Deze parameter definieert de schakelhysterese van de regelfunctie.
1. Open met S de parameter d om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de schakelhysterese in.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P en
keer terug naar het normale tijdprogramma.
Wanneer de huidige gemeten temperatuur met de hier ingestelde
waarde boven de ingestelde temperatuur ligt, wordt het relais uitgescha-
keld (bedrijfsstand verwarmen).
Wanneer de huidige gemeten temperatuur met de hier ingestelde
waarde onder de ingestelde temperatuur ligt, wordt het relais ingescha-
keld (bedrijfsstand verwarmen).
Begrenzingstemperatuur verwarmen (G)
Standaardinstelling: + 45 °C
Parameter voor individuele begrenzing van de vloertemperatuur in de
verwarmingsstand. Met geactiveerde begrenzingsfunctie (bedrijfsstand
met begrenzingsfunctie geselecteerd) schakelt het relais uit zodra de met
de externe sensor gemeten temperatuur boven de hier ingestelde tempe-
ratuur komt.
1. Open met S de parameter G om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de begrenzingstemperatuur in van + 5 °C tot + 55 °C.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P en
keer terug naar het normale tijdprogramma.
De begrenzingsfunctie heeft geen schakelhysterese, d.w.z. bij het passe-
ren van de grenswaarde wordt direct geschakeld.
Begrenzingstemperatuur koelen (C)
Standaardinstelling: + 18 °C
Parameter voor individuele begrenzing van de vloertemperatuur in de
koelstand. Met geactiveerde begrenzingsfunctie (bedrijfsstand met
begrenzingsfunctie geselecteerd) schakelt het relais uit zodra de met de
externe sensor gemeten temperatuur onder de ingestelde begrenzings-
temperatuur komt.
1. Open met S de parameter C om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de begrenzingstemperatuur in van + 5 °C tot + 55 °C.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P en
keer terug naar het normale tijdprogramma.
De begrenzingsfunctie heeft geen schakelhysterese, d.w.z. bij het passe-
ren van de grenswaarde wordt direct geschakeld.
Temperatuur van de externe sensor (F)
Bij bedrijf met een externe sensor wordt hier de huidige temperatuur-
waarde weergegeven. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Wanneer een bedrijfsstand is geselecteerd die alleen met de interne sen-
sor werkt, verschijnt op het display "--.--".
1. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P en
keer terug naar het normale tijdprogramma.
Minimale inschakelduur (t)
Standaardinstelling: 20 s
Om overmatig schakelen van het relais te voorkomen, kan hier de mini-
male inschakelduur worden vastgelegd. Deze tijd geeft aan hoe lang het
relais minimaal ingeschakeld moet blijven wanneer dit eenmaal op com-
mando is ingeschakeld.
1. Open met S de parameter t om deze te bewerken.
2. Stel met + en - de minimale inschakelduur in van 20 tot
500 seconden in stappen van 10 seconden.
3. Bevestig met S en ga over naar de volgende parameter of met P en
keer terug naar het normale tijdprogramma.
7