Inhoudsopgave
Advertenties
Scanner
6— Cursor voor het triggeractiveringspunt - Een rode cursorlijn in de PID-gegevens toont
7— Boven- en ondergrenslijnen (niet bewapend en geactiveerd) - Grijze grenslijnen
Pictogrammen voor de PID-triggerstatus
De pictogrammen (hieronder) worden gebruikt om het makkelijk te maken snel de status te
checken van individuele PID-triggers:
Trigger ingeschakeld
Trigger geactiveerd
z
Triggers instellen:
Om triggers te gebruiken. moeten ze eerst worden ingesteld (geconfigureerd) en daarna worden
ingeschakeld. Gebruik de volgende procedure om PID-triggers te configureren.
1. Markeer de PID waarvoor u een trigger wilt instellen.
2. Selecteer het pictogram Trigger.
Na selectie van het pictogram Trigger
weergegeven:
waar de trigger werd geactiveerd.
verschijnen wanneer de trigger is bewapend maar niet geactiveerd, en nadat de trigger is
geactiveerd.
Pictogram
Trigger is ingesteld (geconfigureerd) en is ingeschakeld.
Trigger is geactiveerd (boven- of ondergrens is bereikt).
- Trigger instellen—opent een configuratiescherm voor de boven-/ondergrenzen
(triggerpunten)
- Trigger inschakelen—schakelt de trigger in om gegevens vast te leggen
- Alle triggers wissen—hiermee verwijdert u alle eerder ingestelde triggers
Beschrijving
(Afbeelding
4-42) worden de volgende menuopties
Afbeelding 4-42
47
Gegevens inzien en opslaan (PID's)
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
