6.1.4
Doorgaan naar de volgende stap van de cyclus
Voor sommige producten kan het nodig zijn om in de verpakkingscyclus door te gaan naar de
volgende stap in het programma voordat de vacuümtijd of het vacuümniveau bereikt is.
Ga door naar de volgende stap van de cyclus.
Druk op de toets + / VACUUM STOP.
De volgende stap wordt gestart.
6.1.5
Een programma beëindigen
Programma's zoals het verpakkingsprogramma of het pompreinigingsprogramma kunnen op elk
moment gestopt worden.
Stop het programma.
Druk op de toets – / STOP.
Het programma wordt gestopt en de vacuümkamer wordt belucht.
6.1.6
Programma-instellingen wijzigen
Er zijn 10 programma's beschikbaar. Programma's 1 – 9 kunnen door de gebruiker worden
aangepast. Programma 0 is alleen bedoeld voor servicedoeleinden. Deze sectie beschrijft de
eenheden en grenzen van de parameters en hoe parameters aangepast kunnen worden.
Zie Bedieningselementen op pagina 24 voor een overzicht van de bedieningselementen van de
10-PCS.
Druk op de toets PROG 0 – 9 om het te wijzigen programma te selecteren.
1.
Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren.
2.
Het functiedisplay gaat knipperen.
Blader met de Cursor key naar de gewenste parameter.
3.
De led vóór de functie licht op bij de geselecteerde functie.
Druk op de toets – / STOP en toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
4.
Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren.
5.
Het functiedisplay stopt met knipperen.
6.1.6.1
Vacuüm
Tijdens de cyclus wordt de lucht uit de kamer verwijderd tot de ingestelde tijd of druk bereikt is,
afhankelijk van de gekozen uitvoering (tijdgestuurd of sensorgestuurd).
Druk op de toets PROG 0 – 9 om het programma te selecteren waarvoor u Vacuüm wilt
1.
instellen.
Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren.
2.
Het functiedisplay gaat knipperen.
Blader met de Cursor key naar de parameter Vacuüm.
3.
De led vóór de functie licht op bij de geselecteerde functie.
Druk op de toets – / STOP of de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
4.
Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren.
5.
Het functiedisplay stopt met knipperen.
26
Bediening