VERLICHTING EN SIGNALEN
2
3
Inschakelen/uitschakelen
Adaptief grootlicht inschakelen:
– draai de ring 2 tot het symbool AUTO bij
de markering 3 staat;
– druk op de schakelaar 1.
Het waarschuwingslampje
het instrumentenpaneel wit op.
(5/8)
Adaptief grootlicht uitschakelen:
1
– trek aan de schakelaar 1;
– of draai de ring 2 in een andere stand dan
AUTO.
Het controlelampje
mentenpaneel gaat uit..
Opmerking: zorg ervoor dat de voorruit niet
is bedekt (door vuil, modder, sneeuw, con-
densatie, enzovoort).
Het systeem kan onder bepaalde om-
standigheden niet goed werken, met
name:
licht op
– extreme
(regen, sneeuw, mist enz.);
– als er iets achter de voorruit of voor
de camera zit;
– als een achterligger of tegenligger
weinig verlichting voert of afgedekte
lampen heeft;
– verkeerde afstelling van de koplam-
pen;
– reflecterende systemen;
– ...
op het instru-
weersomstandigheden
Bijzonderheid
De adaptieve verlichting van het grootlicht
is geschikt voor de geselecteerde rijmodus
(My Sense/ECO/Comfort/Sport). De snel-
heidsdrempels voor inschakelen en uitscha-
kelen zijn verschillend:
– In de modus My Sense, ECO of Comfort
wordt het adaptieve grootlicht ingescha-
keld als de rijsnelheid hoger is dan on-
geveer 40 km/u en uitgeschakeld bij een
snelheid van minder dan 20 km/u.
De sterkte van het grootlicht past zich
aan de snelheid van de auto in deze modi
en tussen deze drempelwaarden aan.
– In de modus Sport wordt het adaptieve
grootlicht ingeschakeld als de rijsnelheid
hoger is dan ongeveer 40 km/u en uitge-
schakeld bij een snelheid van minder dan
30 km/u.
1.95