Verstoppingen verwijderen uit
de vanger
1. Maak de vanger leeg.
2. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
4. Verwijder het complete leidingstelsel uit de vanger en
de mof.
5. Verwijder de mof uit de maaimachine.
6. Verwijder voorzichtig met een stok of een soortgelijk
voorwerp de verstopping uit de maaimachine, de
bovenste buis, de middelste buis of de mof.
7. Nadat u de verstopping hebt verwijdert, monteert u het
complete vangsysteem en gaat u verder met maaien. Zie
Montage van de mof en de afvoerbuizen, blz. 16.
De afvoerbuizen verwijderen
Opmerking: Vergeet niet de grasgeleider te monteren als u
de machine in de zijafvoer-modus gebruikt. Zie
Grasgeleider monteren, blz. 20.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Maak de middelste buis los van de mof en schuif deze
opzij (Fig. 25).
4. Verwijder de buizen uit de vanger (Fig. 25).
5. Verwijder de mof van de bevestigingsbeugel (Fig. 25).
6. Als u de machine in de zijafvoer-modus gaat gebruiken,
moet u de grasgeleider monteren. Zie Grasgeleider
monteren, blz. 20.
De vanger verwijderen
Gevaar
Als u de maaimachine zonder de vanger of de
afvoerbuizen en mof gebruikt, kunnen de
bestuurder en andere personen letsel oplopen als
gevolg van uitgeworpen voorwerpen of contact met
het maaimes.
U mag de maaimachine uitsluitend gebruiken
als de complete vanger is gemonteerd of als de
machine in de zijafvoer-modus is gezet.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
blokkeer de aandrijfwielen of zet ze vast.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurdersstoel te verlaten.
3. Verwijder de afvoerbuizen. Zie De afvoerbuizen
verwijderen, blz. 19.
4. Verwijder de R-pennen en de gaffelpennen uit de
vanger en de beugel van de vanger (Fig. 17).
5. Verwijder de carterbeschermingsplaat (Fig. 18).
6. Verwijder de riem van de vanger en de arm van de
spanpoelie van de vanger met de poelie (Fig. 20).
7. Verwijder de vanger van de bevestigingsbeugel
(Fig. 17).
8. Monteer de arm van de spanpoelie van de vanger met
de poelie en de carterbeschermingsplaat (Fig. 18).
9. Monteer de grasgeleider. Zie Grasgeleider monteren,
blz. 20.
10. Verwijder beide voorgewichten (Figuur 22 en 24).
19