12. Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Bij een foutieve aansluiting valt de veiligheidsfunctie weg.
Ì
Om de veiligheid te garanderen moeten steeds de beide veiligheidsuitgangen (FO1A en FO1B) geë-
valueerd worden.
Ì
De signaaluitgangen mogen niet gebruikt worden als veiligheidsuitgangen.
Ì
De aansluitkabels moeten afgeschermd geplaatst worden om het risico op kortsluitingen te vermij-
den.
VOORZICHTIG
Een foutieve aansluiting kan schade aan de apparatuur of een gestoorde werking veroorzaken.
Ì
De ingangen van een aangesloten analyseapparaat moeten positief geschakeld zijn omdat de bei-
de uitgangen van de veiligheidsschakelaar in ingeschakelde toestand een piekspanning van +24 V
leveren.
Ì
Alle elektrische aansluitingen moeten van het net geïsoleerd worden, hetzij door veiligheidstrans-
formatoren volgens EN IEC 61558-2-6 met begrenzing van de uitgangsspanning bij het optreden
van een fout, hetzij door andere, gelijkwaardige isolatievoorzieningen.
Ì
Alle elektrische uitgangen moeten bij inductieve belastingen beschikken over een afdoende vei-
ligheidsschakeling. Daartoe moeten de uitgangen beschermd worden met een vrijloopdiode. Er
mogen geen RC-ontstoringselementen gebruikt worden.
Ì
Gemotoriseerde apparaten die sterke storingen veroorzaken, moeten voor de signaalverwerking
ter plaatste gescheiden worden van de in-/uitgangskringen. De bedrading van de veiligheidskrin-
gen moet zo ver mogelijk weg van de bedrading van de voedingskringen lopen.
Ì
Om elektromagnetische interferentie te voorkomen, moet hoofdstuk 12.5. Aanwijzingen voor het
kabeltraject op pagina 25 strikt opgevolgd worden. Let op de EMC-aanwijzingen betreffende
apparaten in de onmiddellijke nabijheid van het MGB-systeem en de bijbehorende kabels.
Ì
Ter voorkoming van EMC-storingen moeten de fysieke omgevings- en bedrijfsomstandigheden op
de inbouwlocatie van het apparaat voldoen aan de eisen conform DIN EN 60204-1:2006, para-
graaf 4.4.2 /EMC).
Belangrijk!
Ì
Als het apparaat na installatie van de voedingsspanning niet functioneert (bv. groene Power-led
brandt niet), moet de veiligheidsschakelaar geretourneerd worden aan de fabrikant.
Ì
Om de opgegeven beschermingsgraad te garanderen, moeten de dekselschroeven worden aange-
draaid met een koppel van 1 Nm.
Ì
Draai de schroeven voor het deksel van de hulpontgrendeling aan met 0,5 Nm.
2119167-06-10/20 (Vertaling van de originele handleiding)
MGB-L1...-AR.-... / MGB-L2...-AR.-... en MGB-L1...-AP.-... / MGB-L2...-AP.-...
Gebruiksaanwijzing Beveiligingssystemen
NL
23