8. Programmering
Belangrijk!
Wij raden u aan alle codes en instellingen te noteren. Zo kunt u ook na lange tijd alle
programmeringen begrijpen en indien nodig aanpassen aan nieuwe eisen.
Het codeslot kan natuurlijk worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen - alle in-
stellingen gaan daarbij verloren (opgeslagen transponder-/gebruikerscodes blijven
behouden en moeten mogelijk afzonderlijk worden verwijderd).
a) Programmeermodus starten/beëindigen
• Om de programmeermodus te starten, voert u de mastercode twee keer achter elkaar in
(fabrieksinstelling = 1234). Bij elke druk op de toets is een kort geluidssignaal hoorbaar ter
bevestiging.
Voorbeeld voor de mastercode van de fabrieksinstelling:
Indien gewenst kunt u een transponder als "mastertransponder" opslaan (zie hoofd-
stuk 8. s). In plaats van de mastercode tweemaal via het toetsenbord in te voeren,
houdt u de mastertransponder op korte afstand voor de RFID-sensor om de program-
meermodus te starten (niet mogelijk wanneer de mastercode moet worden gewijzigd;
om veiligheidsredenen kan alleen het toetsenbord worden hiervoor gebruikt).
• Aansluitend brandt de LED geel en geeft het codeslot een lange signaaltoon, het bevindt zich
nu in de programmeermodus.
• U kunt nu bijv. transponders inleren, gebruikerscodes opslaan of verschillende instellingen
uitvoeren.
• Om de programmeermodus te beëindigen, drukt u op de toets
in de stand-bymodus.
Als de programmeermodus wordt opgeroepen en u drukt 30 seconden lang geen
toets in, dan wordt de programmeermodus om veiligheidsredenen automatisch ver-
laten en staat het codeslot weer in de stand-bymodus. Eerder afgesloten program-
meringen worden overgenomen.
12
. Het codeslot staat weer