Geavanceerde monstername
1
Schaal van pH-waarden
2
Instelwaardepuls Aan (tijdstempel opgenomen in het
gebeurtenislogboek)
3
Instelwaardepuls Uit (tijdstempel opgenomen in het
gebeurtenislogboek)
80
Afbeelding 31 Lage instelwaarde
4
Dode band
5
Instelwaarde (7,00)
6
Scanintervallen
Voer een instelwaardepuls in binnen het toegestane bereik.
Voer een optionele dodebandwaarde in.
Selecteer ENABLE (Inschakelen) om de pulsdefinitie op te slaan.
Selecteer DISABLE (Uitschakelen) om de pulsdefinitie te
verwijderen.
Zodra een pulsdefinitie is ingeschakeld, kiest u SETPT CONTROL
(Instelwaarderegeling) om te definiëren hoe het
monsternameprogramma wordt bediend.
Kies de optie START ON SETPT (Starten op instelwaarde) of de
optie START/STOP.
Indien de optie START ON SETPT (Starten op instelwaarde) is
gekozen, zal zodra de instelwaardepuls is geactiveerd het
monsternameprogramma voortdurend blijven lopen en stoppen
wanneer het programma is afgelopen.