Faxen
•
Schuif de regelaar voor handmatig contrast naar Meer om levendiger zwart en wit te
reproduceren voor scherpere tekst en lijnen maar minder details in foto's.
•
Schuif de regelaar voor handmatig contrast naar Minder om meer details in de lichte en
donkere gebieden van het origineel te reproduceren.
12. Selecteer de toets OK.
13. Druk op de Start-toets op het bedieningspaneel om het origineel te scannen.
14. Verwijder het origineel uit de AOD of van de glasplaat wanneer het scannen is voltooid.
15. Druk op de toets Opdrachtstatus op het bedieningspaneel om de opdrachtenlijst te bekijken
en de status van de opdracht te controleren.
Meer informatie
Een beeldverbeteringsoptie kiezen voor faxen (interne fax)
Achtergrondonderdrukking voor faxen toevoegen of verwijderen (interne fax)
Een gebruikers-ID gebruiken voor aanmelden op het apparaat
Uitleg over de faxopties
Internet Services gebruiken om de contactgegevens van de systeembeheerder te vinden
System Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) www.xerox.com/support.
Opmaakaanpassing
Formaat opgeven van het origineel dat gefaxt moet worden (interne fax)
Met de functie Fax (Interne fax) kunt u uw documenten scannen en verzenden naar de meeste
faxapparaten die op het telefoonnetwerk zijn aangesloten.
Opmerking:
De systeembeheerder moet deze optie beschikbaar stellen.
Als Verificatie of Accountadministratie op het apparaat is ingeschakeld, moet u eventueel
aanmeldgegevens invoeren om toegang tot de faxfuncties te krijgen.
Met de opties voor Origineelformaat kunt u het formaat van de originelen automatisch laten
vaststellen, de formaten van originelen met gemengde formaten opgeven, of het exacte formaat
opgeven van een beeld dat gescand moet worden.
1. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerlade van de AOD. Pas de geleider
zodanig aan dat deze de documenten net raakt.
Of
Til de AOD op. Plaats het document met de beeldzijde omlaag in de linkerbovenhoek aan de
achterkant van de glasplaat. Sluit de AOD.
2. Druk op de toets Alle wissen op het bedieningspaneel om alle eerder geselecteerde
instellingen te annuleren.
3. Druk op de toets Startpagina Functies.
4. Selecteer de toets Faxen op het aanraakscherm.
5. Selecteer zo nodig het tabblad Faxen. Dit is meestal het actieve tabblad wanneer de functie
Faxen wordt geopend.
6. Selecteer het invoervak Faxnummer invoeren en gebruik de aantaltoetsen, of de
aantaltoetsen op het aanraakscherm, om het faxnummer van de ontvanger in te voeren.
7. Selecteer de toets Toevoegen.
Handleiding voor de gebruiker
®
WorkCentre
5945/5955
157