Hoofdstuk 3
5 Opdrachtmodus
De opdrachtmodus voor de printer instellen.
Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P],
[P-touch Template]
6 Tekstrichting
Hiermee bepaalt u de afdrukstand.
Mogelijke instellingen: [Normaal], [180 graden
gedraaid]
Deze instelling wordt alleen gebruikt als het
printerstuurprogramma niet wordt gebruikt.
Als het printerstuurprogramma wordt gebruikt,
wordt de instelling die is opgegeven in het
printerstuurprogramma gebruikt.
7 Afdrukprioriteit
Instelling voor de afdrukkwaliteit van de printer.
Mogelijke instellingen: [Kwaliteit], [Snelheid]
OPMERKING
U kunt de [Afdrukprioriteit] ook opgeven in
het printerstuurprogramma, maar de instelling
wordt dan gewist als de printer wordt
uitgeschakeld. Als u de instelling wijzigt met
deze tool, blijft hij behouden als de printer
wordt uitgeschakeld. Gebruik deze tool dus om
de instelling op te geven als u van plan bent af
te drukken zonder het printerstuurprogramma.
8 Afdrukdichtheid
Hiermee wijzigt u de afdrukdichtheid van de
printer.
Mogelijke instellingen: -5-+5
9 Voorste rand papier uitlijnen als de klep is
gesloten
Instelling voor het al dan niet automatisch
doorvoeren van het papier als de klep wordt
gesloten.
Mogelijke instellingen: [Invoer], [Niet invoeren]
10 Afdruk refferentie punt aanpassing
U kunt het referentiepunt bijstellen (het nulpunt
bij het afdrukken). Hiermee kunt u een
verkeerde uitlijning veroorzaakt door een
verschil in printermodellen of vaste marges
van bepaalde toepassingen corrigeren.
Het referentiepunt kan niet worden aangepast
voor rasterafdrukken.
11 Afscheur aanpassing
De snijpositie aanpassen als het papier wordt
afgesneden met de afscheurbalk.
Beschikbare instellingen: -10,0 mm tot 10,0 mm
36
Tabblad Geavanceerd
1
2
3
4
5
6
7
1 Deze instellingen uitschakelen
Als u dit selectievakje inschakelt, wordt
weergegeven op het tabblad en kunnen geen
instellingen meer worden opgegeven of
gewijzigd.
De instellingen op een tabblad waarop
wordt weergegeven, worden niet toegepast op
de printer, zelfs niet als u op [Toepassen] klikt.
Bovendien worden de instellingen op het
tabblad niet opgeslagen of geëxporteerd als
u de opdracht [Opslaan in opdrachtbestand]
of [Exporteren] geeft.
Schakel het selectievakje uit als u de
instellingen wilt toepassen op de computer,
wilt opslaan of wilt exporteren.
2 Functie Toets Afdrukken
De bewerking instellen die wordt uitgevoerd
als u op de knop
(Afdrukken) drukt.
Bij selectie van [Programma-instellingen]
kunt u op de knop [Bestand] klikken om een
opdrachtbestand te selecteren.
Mogelijke instellingen: [Sjabloon afdrukken],
[Informatierapport printer], [Toets
uitschakelen], [Programma-instellingen]
3 Informatierapport printer
Selecteer de gedeelten die moeten worden
afgedrukt in een informatierapport over de
printer.
Mogelijke instellingen: [Alles], [Verbruikslog],
[Printerinstellingen],
[Overdrachtsgegevens printer]
(Zie De printerinstellingen afdrukken
op pagina 19.)
3