Hoofdstuk 4
4
HET GEBRUIK VAN DE FAXFUNCTIE
De machine biedt een reeks geavanceerde mogelijkheden waarmee u de beeldkwaliteit, ontvangstmodus,
verzending, polling en verzendprioriteiten kunt regelen. Functies zoals het verzenden van originelen vanuit het
geheugen en tijdelijke ontvangstverlegging in het geheugen zijn mogelijk dankzij de grote geheugencapaciteit.
HET VERSTUREN VAN ORIGINELEN
HET ORIGINEEL INSTELLEN
Dit onderdeel beschrijft hoe u het origineel (of originelen) in de RSPF of op de glasplaat kunt instellen.
Bij gebruik van de RSPF:
1
Verzeker u ervan dat er zich geen
originelen op de glasplaat bevinden
en dat de machine niet bezig is met
kopiëren en sluit vervolgens
voorzichtig de RSPF.
2
Pas de origineelgeleiders aan de
breedte van het origineel (of
originelen) aan.
3
Plaats het origineel (of de originelen)
met de kopiezijde naar boven en druk
deze voorzichtig in de
origineelinvoerlade. Zorg ervoor dat
de bovenrand van het origineel (of de
originelen) als eerste de faxmachine
binnengaat.
Afdrukzijde naar boven
20
4
Er zijn twee manieren om het
faxbericht te versturen:
• Ga verder met het onderdeel "NUMMER
KIEZEN EN FAX VERZENDEN" (p.22) om het
origineel in het geheugen scannen, een
nummer te kiezen en vervolgens de fax te
verzenden.
• Druk op de [GEHEUGEN] toets om de
toetsindicator [MEMORY] uit te schakelen om
het origineel rechtstreeks en zonder deze in het
geheugen te scannen te verzenden. Ga verder
met het onderdee "NUMMER KIEZEN EN FAX
VERZENDEN"(p.22).