Gebruikershandleiding | Optyma™ control AK-RC 113 driefasig
5.8 Parameterlijst niveau 1
(gebruikersniveau)
5.9 Programmering niveau 2
(installateursniveau)
5.10 Parameterlijst niveau 2
(installateursniveau)
© Danfoss | DCS (vt) | 2020.02
Parameters Betekenis
Temperatuurverschil ten opzichte van belangrijkste SETPOINT
r0
d0
Ontdooiingsinterval (uur)
Als d0 = 0 is de cyclische ontdooiing Uitgeschakeld
Setpoint voor einde ontdooiing
d2
De ontdooiing wordt niet uitgevoerd als de temperatuur die door
de ontdooiingssensor wordt afgelezen hoger is dan d2.
(Als de sensor defect is, wordt de ontdooiing gestopt op de tijd die
voor de d3-parameter is ingesteld)
d3
Maximale ontdooitijd (minuten)
Afdruiptijd (minuten)
d7
Aan het eind van de ontdooiing blijven de compressor en
ventilatoren inactief gedurende tijd d7, terwijl de ontdooi-led op
het frontpaneel knippert.
F5
Ventilatorpauze na ontdooiing (minuten)
Maakt het mogelijk om de ventilatoren na de afdruiptijd
inactief te houden gedurende tijd F5. De tijd start aan het eind
van de afdruiptijd. Als er geen afdruiptijd is ingesteld, start de
ventilatorpauze direct na het ontdooien.
Alarm wegens minimumtemperatuur
A1
Stelt de gebruiker in staat om een minimumtemperatuur voor de te
koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde lager dan A1 wordt er een
alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven temperatuur
knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan te geven.
A2
Alarm wegens maximumtemperatuur
Stelt de gebruiker in staat om een maximumtemperatuur voor de te
koelen ruimte in te stellen. Bij een waarde hoger dan A2 wordt er een
alarm gegenereerd: de alarmled knippert, de weergegeven temperatuur
knippert en de zoemer klinkt om het probleem aan te geven.
tEu
Temperatuurweergave verdampersensor
(toont niets als dE =1)
Om toegang te krijgen tot het tweede programmeerniveau: druk de toetsen OMHOOG (),
OMLAAG () en VERLICHTING gelijktijdig in en houd ze enkele seconden ingedrukt.
Zodra de eerste parameter wordt weergegeven, gaat het systeem automatisch naar de stand-bymodus.
1. Gebruik de toetsen OMHOOG () en OMLAAG () om de parameter te selecteren die u wilt
wijzigen. Nadat u de parameter hebt geselecteerd, kunt u:
2. De instelling weergeven door op de INSTEL-toets te drukken.
3. De instelling wijzigen door de INSTEL-toets ingedrukt te houden terwijl u op () of () drukt.
4. Wanneer u de instellingen hebt aangepast, kunt u het menu sluiten door de toetsen () en ()
gelijktijdig enkele seconden ingedrukt te houden totdat de ruimtetemperatuur weer wordt
weergegeven.
5. Wijzigingen worden automatisch opgeslagen zodra u het configuratiemenu verlaat
6. Druk op de toets STAND-BY om de elektronische regeling in te schakelen.
Parameters Betekenis
F3
Ventilatorstatus als compressor is uitgeschakeld
F4
Ventilatorpauze tijdens ontdooiing
F6
Activering verdamperventilatoren voor
hercirculatie van lucht.
De ventilatoren worden geactiveerd gedurende
de tijd die voor F7 is ingesteld als zij nog niet zijn
ingeschakeld voor de F6-tijd. Als de activering
samenvalt met de ontdooiingstijd, wordt op het
einde van de ontdooiing gewacht.
F7
Duur verdamperventilatoren voor hercirculatie van
lucht. Werktijd ventilatoren voor F6
dE
Aanwezigheid verdampersensor
Als de verdampersensor is uitgeschakeld, wordt de
ontdooiing cyclisch uitgevoerd op basis van periode
d0: de ontdooiing eindigt wanneer een extern
signaal het externe ontdooiingscontact sluit of
wanneer tijd d3 is verstreken.
Waarde
0.2 – 10 °C
0 – 24 uur
-35 – 45 °C
1 – 240 min
0 – 10 min
0 – 10 min
-45 – (A2-1) °C
(A1+1) – 99 °C
verdamper-
temperatuur
Waarde
0 = Ventilatoren werken continu
1 = Ventilatoren werken alleen
wanneer de compressor
actief is
2 = Ventilatoren uitgeschakeld
0 = Ventilatoren werken tijdens
ontdooiing
1 = Ventilatoren werken niet
tijdens ontdooiing
0 – 240 min
0 = (function not activated)
0 – 240 sec
0 = verdampersensor aanwezig
1 = geen verdampersensor
aanwezig
BC317523579312nl-000101 | 11
Standaard
2 °C
4 uur
15 °C
25 min
0 min
0 min
-45 °C
99 °C
alleen-lezen
Standaard
1
1
0 min
10 sec
0