in de persleiding van de pomp. Het absolute verschil van de gelezen waarden wordt door het apparaat zelf
uitgevoerd.
1: omvormer; 2: Pomp; 3: Druksensor; 4: Druksensor; 5: Verschildruksensor
OPMERKING
Indien verwacht wordt dat de aanzuigdruk tijdens de werking onder de atmosferische druk zal dalen,
moeten absolute in plaats van relatieve druksensoren worden gebruikt.
12.2. Elektrische aansluitingen
Het toestel kan worden aangesloten op lineaire druksensoren met 4 - 20 mA uitgang. Het voedingsspanningsbe-
reik van de sensor moet zodanig zijn dat het de 15 V gelijkspanning omvat waarmee het apparaat de analoge
ingangen voedt.
Indien een differentiële druksensor wordt gebruikt, moet de sensor worden aangesloten op analoge ingang 1,
d.w.z:
• AN1: 4-20 mA signaal (-)
• +15V: 15 Vdc stroomvoorziening (+)
Indien twee druksensoren worden gebruikt, moet één sensor worden aangesloten op analoge ingang 1, terwijl de
andere sensor moet worden aangesloten op analoge ingang 2:
• Sensor 1:
• AN1: 4-20 mA signaal (-)
• +15V: 15 Vdc stroomvoorziening (+)
• Sensor 2:
• AN2 4-20 mA signaal (-)
• +15V: 15 Vdc stroomvoorziening (+)
In circulatiesystemen wordt het starten en stoppen van de pomp in het algemeen geregeld door een extern
contact, dat daarom kan worden aangesloten op digitale ingang 1 (IN1, 0V) en dienovereenkomstig kan worden
geconfigureerd.
12.3. Programmeren
Menu
IN/OUT paramet.
F.scale sensor
IN/OUT paramet.
Min.value sensor
IN/OUT paramet.
AN1AN2 function
IN/OUT paramet.
Digital input 1
Control. param.
Control mode
Control. param.
Set value
VASCO - VAriable Speed COntroller
1
5
2
Parameter
Sensor Scalar Fund.
Minimumwaarde van de sensoren.
Independent als een differentiële druksensor wordt gebruikt.
Difference 1-2 als twee druksensoren worden gebruikt.
N.O. als u de pomp wilt stoppen door het contact van digitale ingang 1 te sluiten
N.C. als u de pomp wilt stoppen door het contact van digitale ingang 1 te openen
Constant value
Differentiële drukwaarde die u constant wenst te houden.
1
3
4
2
Waarde
51