9.2 Instelling
9.2.1 Drogingmodus
9.2.1.1 Drogingmodus AUTO
(standaard drogen/uitschakelingcriterium "∆M")
Het drogen wordt uitgevoerd met de drogingparameters ingesteld door de gebruiker.
De droging wordt automatisch beëindigd indien het ingestelde gewichtsverlies (∆M)
30 s. lang stabiel blijft.
Instellingen:
• Drogingmodus AUTO
• Drogingtemperatuur
• EN &'
Het menu met de toets MENU opvragen, de
eerste menupunt "PRoGRM" verschijnt.
De navigatietoets drukken, vervolgens met de
navigatietoetsen de menupunt "AUTO"
kiezen.
Met de toets ENTER bevestigen, de blinkende
actueel ingestelde drogingtemperatuur verschijnt.
De gewenste instelling met de navigatietoetsen
kiezen,
keuzemogelijkheid binnen het bereik 50°C –
200°C (stap 1°C).
De keuze met de toets ENTER bevestigen. De
actueel ingestelde ∆M waarde verschijnt.
De gewenste instelling met de navigatietoetsen
kiezen,
keuzemogelijkheid binnen het bereik 0,01% –
0,1% (stap 0,01%).
Met de toets ENTER opslaan.
Terug naar de modus vochtbepaling met de toets
ESC. De meting kan worden gestart (zie
hoofdstuk 8.1). Het drogingproces wordt in
overeenstemming met alle ingevoerde
instellingen gestuurd.
Ingeval van monsters met de vochtigheid onder 0,01% wordt het uitschakelingcriterium
onmiddellijk bereikt. In een dergelijk geval wordt het aanbevolen om het onderaan
omschreven drogingprogramma TIME te kiezen, zie hoofdstuk 9.2.1.2.
DBS-BA-nl-1714
;
44