4-2
5.
Behalve als in uw protocol wordt aangegeven dat de batterij niet mag
worden verwijderd, haalt u de batterij gedurende 5 seconden uit het
apparaat, waarna u deze weer terugplaatst. De zelftest wordt dan
uitgevoerd en de werking van de HeartStart wordt gecontroleerd.
de test is voltooid, kijkt u of het groene Klaar-lampje knippert.
achter
6.
De HeartStart voert automatisch een zelftest uit wanneer de batterij wordt
geplaatst. Druk op de Schok-knop als daarom wordt gevraagd Wacht totdat
de zelftest helemaal is uitgevoerd. Wanneer de zelftest is voltooid, geeft de
HeartStart een overzicht van de resultaten. Ook wordt er aangegeven dat u
bij noodgevallen op de groene aan/uit-knop moet drukken. (Druk alleen bij
een echt noodgeval op de groene knop.) De HeartStart wordt dan
uitgeschakeld en de stand-bymodus wordt geactiveerd. Het groene lampje
knippert; dit geeft aan dat de HeartStart klaar is voor gebruik.
NB: Zorg dat er altijd een padscartridge en een batterij in de HeartStart zijn
geïnstalleerd, zodat de dagelijkse zelftest kan worden uitgevoerd en het
apparaat gereed is voor gebruik.
7.
Berg de HeartStart weer op de gebruikelijke plaats op zodat hij weer
beschikbaar is in noodgevallen. Plaats het bijgewerkte inspectielogboek/
onderhoudsboekje op het wandmontagesysteem of in de kast voor de
defibrillator.
* Als u de batterij in de HeartStart laat zitten nadat u de defibrillator gebruikt hebt en
de gegevens over het laatste gebruik vervolgens overzet op een computer met
HeartStart Event Review software, berekent de software de lokale datum en tijd
waarop het apparaat gebruikt is. Als u de batterij verwijdert voordat de gegevens
overgezet zijn, geeft de software echter alleen de verstreken tijd weer.
† Als er een batterij is geïnstalleerd en u de HeartStart uitschakelt, wordt deze in de
standbymodus gezet; hij is dan gereed voor gebruik.
bovenkant
De batterij plaatsen.
*
Nadat
†