MatrixPRO II‐driver
Gebruiksaanwijzing
Mocht een van de interne controles mislukken, dan brandt de modusknop rood, wat een storing aangeeft. Vervang de batterij
door een nieuwe batterij en herhaal de initialisatiehandeling. Als het rode lampje opnieuw verschijnt, stuur het handstuk dan
terug voor reparatie of vervanging.
VOORZORGMAATREGEL: Als het lampje van de modusschakelaar onder het toetsenblok rood wordt, betekent dit dat het
apparaat de zelfdiagnosecontrole niet heeft doorstaan en dat het niet goed zal werken. Probeer het apparaat niet te gebruiken.
WAARSCHUWING: De MatrixPRO II‐driver is ontworpen en getest om alleen te werken met de MatrixPRO II‐driver, steriele
batterij. Probeer met dit apparaat geen andere stroombron te gebruiken. Gebruik van een andere stroombron dan de
MatrixPRO II‐driver‐batterij, steriel kan een risico op brand, explosie of andere schade met zich meebrengen en mag daarom
nooit worden geprobeerd.
4) Gaten voorboren (indien nodig):
Zorg ervoor dat de driver zich in de NTL‐modus bevindt, aangegeven door de blauw verlichte modusknop, en dat de juiste
spantang is bevestigd aan de MatrixPRO II‐driver. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van elke spantang voor specifieke
schroevendraaierbladen, boren of accessoires die compatibel zijn met elke spantang. Plaats de punt van de boor op het bot
op de gewenste locatie en houd de voorwaartse knop ingedrukt en boor tot de gewenste gatdiepte is bereikt.
5) Opzetstukken van spantang:
Als voorboren vereist was, selecteert en raadpleegt u de juiste spantangbevestiging voor het inbrengen van schroeven, verwijs
naar de gebruiksaanwijzing van elke spantang voor specifieke schroevendraaierbladen, boorbits of accessoires die compatibel
zijn met elke respectieve spantang.
6) Laad de schroef:
Zorg ervoor dat de driver in ATL‐modus staat, aangegeven door de groen verlichte modusknop. Selecteer de schroef met de
juiste lengte. Lijn het mes van de schroevendraaier uit in de uitsparing van de schroefkop en druk de driver omlaag om de
schroefkop vast te zetten.
7) Plaats de schroef:
Zorg ervoor dat de driver in ATL‐modus staat, aangegeven door de groen verlichte modusknop. Plaats de punt van de schroef op het
bot op de gewenste locatie en houd de voorwaartse knop ingedrukt (verwijder de vinger niet van de knop) en draai de schroef totdat
het apparaat stopt. Zodra de schroef is geplaatst, verwijdert u uw vinger van de gebruiker van de knop en schudt u het handstuk
voorzichtig een keer heen en weer om het schroevendraaierblad van de schroefkop los te maken. Gebruik het juiste handmatige
Synthes‐schroevendraaierhandgreep en schroevendraaierblad om te controleren of de schroef volledig is vastgedraaid.
VOORZORGSMAATREGELEN:
Als de schroef niet volledig vastzit, moet u de schroef met de hand plaatsen.
Zet het MatrixPRO II‐driver‐handstuk NIET opnieuw vast op een schroef die niet goed vastzit.
Druk NIET een tweede keer op de vooruitknop nadat de schroef volledig op zijn plaats zit, omdat hierdoor de
schroefuitsparing kan gaan strippen.
Net als bij het gebruik van handmatige drivers waar dicht bot aanwezig is, kan extra axiale kracht nodig zijn om
schroeven in het bot te drijven bij gebruik van de MatrixPRO II‐driver. Zoals bij alle schroeven, moet de vergrendeling
van de schroef op de plaat worden bevestigd met een handmatige driver.
5) Schroef verwijderen (indien nodig):
Maak het schroevendraaierblad weer vast met de schroefkopuitsparing en druk op de achteruitdraaitoets.
Opmerkingen:
Als de schroef niet losdraait, helpt u bij het starten van het verwijderen van de schroef door de achteruitknop
ingedrukt te houden en tegelijkertijd uw pols een kwartslag linksom te draaien (herhaal indien nodig). Als alternatief
kan het nodig zijn om de juiste handschroevendraaier te gebruiken om het losmaken van de schroef te starten.
Als u de schroef met de driver niet kunt verwijderen, voltooi de verwijdering dan met de hand met de juiste
handgreep en mes.
P/N 9769_NL Rev. F
4