Functiebeschrijving installatie
Uitbreiding EA1 (accessoire)
De werking van de omschakeling van het werkingspro-
gramma wordt via parameter "1F" in de groep "V.cir-
cuit" geselecteerd.
De periode van de omschakeling wordt ingesteld via
parameter "24" in de groep "V.circuit".
Analoge ingang 0
10 V
–
De 0 tot 10V-schakeling zorgt voor een bijkomende
gewenste aanvoertemperatuur:
0
1 V wordt als "geen instelling voor gewenste aan-
–
voertemperatuur" beoordeeld.
≙
1 V
gewenste waarde 10 °C
≙
10 V
gewenste waarde 100 °C
Uitgang
aBJ
De volgende functies kunnen op uitgang
aangesloten:
■
Toevoerpomp naar substation
of
Circulatiepomp
■
of
■
Storingsmeldinrichting
Aanwijzing voor de toevoerpomp
Functie enkel mogelijk in combinatie met een via LON
aangesloten verwarmingscircuitregeling.
144
(vervolg)
Looptijd circulatiepomp bij kortstondige werking
De circulatiepomp wordt ingeschakeld door het sluiten
van het contact op DE1, DE2 of DE3 via een toets. De
looptijd wordt via parameter "47" in de groep "Alg."
ingesteld.
Tussen aardleiding en minpool van de door de installa-
teur te voorziene spanningsbron moet een galvanische
scheiding zijn gegarandeerd.
aBJ
worden
Aanwijzingen bij circulatiepompen
Circulatiepompen met zelfstandige functies direct op
230 V ∼ aansluiten.
Functietoekenning
De functie van de uitgang
ter "41" in de groep "Alg." op de regeling van de ver-
warmingsketel geselecteerd.
aBJ
wordt via parame-