Controle voor de ingebruikname (vervolg)
Controle van de waterdruk
Open de onderste deur en controleer de waterdruk van de installatie. De witte wijzer
van de manometer
moet tussen 1 en 1,5 bar staan. Indien de witte wijzer zich in
8
koude toestand onder de 0,8 bar bevindt, dient de waterdruk in de installatie vehoogd
te worden tot minstens 1 bar.
Een verwarmingsinstallatie die meerdere verdiepingen bedient, kan een hogere water-
druk eisen. De vulset en de bestemde vulkranen en hun aansluiting op de installatie
verschillen van de ene installatie tot de andere. De vulset behoort niet tot de wandke-
tel.
Uw installateur zal U in deze zin de vulwijze uitleggen.
Indien dit niet het geval is, gelieve U dan tot hem te richten.
Op de bovenste schaalaanduiding toont de thermometer de vertrekwatertemperatuur
van de wandketel.
60
30
90
0°C
120
4
0
bar
3
1
2
8
7
9
6
5
4
3
1
2
8
7
9
6
5
4
3
1
2
Afb. 2
8
60
30
90
0°C
120
4
0
bar
3
1
2
27