Aanwijzingen voor de installateur
11.2 Verluchting van de lokalen en afvoer van de verbranding
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden
geïnstalleerd, zoals voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de
ruimte waar het toestel geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer
aanwezig zijn die nodig is voor de regelmatige gasverbranding en de
luchtverversing van de ruimte zelf. De luchtinlaatopeningen, die beschermd
worden door roosters, moeten afmetingen conform de van kracht zijnde normen
hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze niet, ook niet gedeeeltelijk,
verstopt worden.
Het toestel moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral
nadat het toestel lang niet gebruikt werd, wordt aanbevolen om een venster te
openen of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel
van afzuigkappen, die aangesloten zijn op een rookkanaal met een efficiënte
trek of met een geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet
zorgvuldig ontworpen worden door een bevoegde specialist, en moet uitgevoerd
worden door de posities en de afstanden te respecteren die voorzien worden
door
de
normen.
conformiteitscertificaat afgeven.
Na
de
handeling
moet
de
installateur
Evacuatie door middel van een
afzuigkap.
Evacuatie zonder afzuigkap.
In rookkanaal met natuurlijke trek.
In rookkanaal met elektrische
ventilator.
Rechtstreeks in de atmosfeer met
elektrische ventilator op de wand
of in de ruit.
Rechtstreeks in de atmosfeer via
de wand.
Lucht
Verbrandingsproducten
Elektrische ventilator
een
143