RIJDEN
68 -
Uitschakelen (OFF)
Druk op deze toets of trap op het
rem- of koppelingspedaal.
Opnieuw activeren
Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar, op deze toets.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
Ingestelde snelheid wijzigen
Als de ingestelde snelheid wordt
weergegeven:
Druk op de toets SET + om de
snelheid te verhogen.
Druk op de toets SET - om de
snelheid te verlagen.
Uitschakelen van de functie
Draai de knop in de stand 0 of zet
het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsregelaar
verschijnt
melding op het multifunctionele dis-
play in combinatie met een geluids-
signaal.
De ingestelde snelheid wordt gewist
en gedurende enkele seconden knip-
peren de streepjes op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Let bij het wijzigen van de
ingestelde snelheid door het
ingedrukt houden van de
toets goed op omdat de snel-
heid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk ver-
keer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Bij het gebruik van de snelheidsrege-
laar moet de bestuurder te allen tijde
de snelheidslimiet in acht nemen,
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Aanbevolen wordt de voeten dichtbij
de pedalen te houden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
-
zorg ervoor dat de mat en de be-
vestigingen goed geplaatst zijn,
-
leg nooit meerdere matten op el-
kaar.
een