PRAKTISCHE INFORMATIE
80 -
Wiel monteren
-
Breng het wiel aan en draai de
wielbouten met de sleutel enigs-
zins vast.
-
Laat de krik zakken en verwijder
deze dan.
-
Draai de wielbouten met de sleu-
tel vast.
-
Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
Reservewiel in
reservewielhouder plaatsen
-
Plaats het wielblok 2 weer in het
reservewiel.
-
Plaats het wiel in de reservewiel-
houder.
-
Til het wiel met de houder om-
hoog en plaats de haak.
-
Vergeet niet de bout van de re-
servewielhouder geheel aan te
draaien.
-
Berg de wielsleutel 1 en de krik
op.
Verwissel een wiel uit veilig-
heidsoverwegingen alleen:
-
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond,
-
met aangetrokken handrem,
-
de 1e versnelling of de achteruit
is ingeschakeld,
-
blokkeer de auto,
-
zorg ervoor dat alle inzittenden
de auto hebben verlaten en zich
op een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
uitsluitend op de krik steunt.
De krik en het bijbehorende gereed-
schap zijn specifi ek voor uw auto.
Gebruik ze niet voor andere doelein-
den.
Na het verwisselen van het wiel
-
Laat zo snel mogelijk het aan-
haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel door het CITROËN-
netwerk controleren.
-
Laat de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en verwissel
hem met het reservewiel.