nl
r 2,5 · (d - 2s)
5 x DN
Fig. 4: Stabiliseringszone voor en achter de
pomp
7.4.5
Eindcontrole
8
Elektrische aansluiting
20
•
De NPSH-waarde van de installatie moet steeds groter zijn dan de vereiste NPSH-waarde
van de pomp.
•
De krachten en momenten die door het leidingsysteem op de pompflens worden uitgeoe-
fend (bijv. door verdraaiing of warmte-uitzetting) mogen de toegestane krachten en mo-
menten niet overschrijden.
•
Monteer leidingen en pomp vrij van mechanische spanningen.
•
Bevestig de leidingen zo dat het gewicht van de leidingen niet door de pomp wordt ge-
dragen.
•
Houd de zuigleiding zo kort mogelijk. Leg de zuigleiding naar de pomp gestaag stijgend,
bij toevoer dalend. Mogelijke luchtbellen vermijden.
•
Als een vuilvanger in de zuigleiding vereist is, moet de vrije doorsnede ervan overeenko-
men met 3–4 maal de doorsnede van de leiding.
•
Bij korte leidingen moeten de nominale diameters minstens overeenkomen met die van de
pompaansluitingen. Bij lange leidingen moet de meest zuinige nominale diameter worden
bepaald.
•
Gebruik verbindingsstukken met grotere nominale diameters en een uitbreidingshoek van
ca. 8° om hoger drukverlies te vermijden.
•
Neem de axiale minimale afstand tussen wand en ventilatorkap van de motor in acht: vrije
uitbouwafstand van min. 250 mm + ø van de ventilatorkap.
LET OP
Voorkom stromingscavitatie!
• Voorzie voor en achter de pomp in een stabiliseringszone in de vorm
van een rechte leiding. De lengte van deze stabiliseringszone moet mi-
nimaal 5 keer de nominale diameter van de pompflens bedragen.
•
Flensafdekkingen van zuigaansluiting en drukstuk van de pomp verwijderen vóór het aan-
brengen van de leiding.
•
Fundamentschroeven indien nodig vastdraaien.
•
Controleren of alle aansluitingen correct zijn en werken.
•
De pompas moet met de hand gedraaid kunnen worden.
•
Werkzaamheden aan de elektrische installatie: Een elektromonteur moet werkzaamhe-
den aan de elektrische installatie uitvoeren.
LET OP
De geldende nationale richtlijnen, normen en voorschriften evenals de
bepalingen van de plaatselijke energiebedrijven dienen te worden opge-
volgd!
VOORZICHTIG
Gevaar voor materiële schade door ondeskundige elektrische
aansluiting!
• Let erop dat het stroomtype en de spanning van de netaansluiting
overeenkomen met de gegevens op het motortypeplaatje.
GEVAAR
Levensgevaar door elektrische schok!
Bij aanraken van delen onder spanning bestaat levensgevaar!
• Controleren, of alle aansluitingen spanningsvrij zijn!
•
Hoofdzekering: afhankelijk van de nominale motorstroom.
•
Aard de pomp volgens het voorschrift.
•
Leg de aansluitkabel zodanig dat deze niet in aanraking komt met leidingen of met het
pomp- of motorhuis.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Atmos BST • Ed.01/2023-07