■ Uitschakelen van de splitsfunctie
1.
Gebruik de bp^ toets om de instellingen te
doorlopen totdat de "^CTRL" indicator rechts
naast de toets gaat branden.
2.
Tip ck SPLIT aan zodat de "SP" indicator van
het display verdwijnt.
Lagen- en splitsinstellingen maken
U kunt de instellingen voor het volumeniveau, de
octaafverschuiving en de stemming afzonderlijk maken voor
de Upper1, Upper2 en Lower gedeelten. U kunt ook instellen
of de bediening van de pedalen en/of de cn PITCH BEND
regelaar de gedeelten wel of niet moet beïnvloeden.
■ Veranderen van de instellingen voor het
volumeniveau, de octaafverschuiving en de
stemming van elk gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters
18
(PART OCT SHIFT) en
instellingen te maken. Zie
(FUNCTION-modus)" (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Gebruik deze
Parameternaam
instelling
(getoonde
(getoonde
aanduiding)
aanduiding):
PART VOLUME
0 - 127
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
PART OCT SHIFT
–2 - +2
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
PART FINE TUNE
–99 - +99
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
14
(PART VOLUME),
22
(PART FINE TUNE) om de
"Functie-instellingen maken
Om dit te doen:
Instellen van het
volumeniveau voor
elk gedeelte.
Instellen van de
hoeveelheid
octaafverschuiving
voor elk gedeelte.
Instellen van de
toonhoogte, in
stappen van 1
honderdste, voor elk
gedeelte.
■ In- of uitschakelen van de bediening van de
pedalen en de toonhoogteregelaar voor elk
gedeelte
Gebruik de FUNCTION-parameters
41
(EXP/ASGN PEDAL),
om de instellingen te maken. Zie
(FUNCTION-modus)" (pagina NL-53) voor informatie over de
FUNCTION-parameters.
Gebruik deze
Parameternaam
instelling
(getoonde
(getoonde
aanduiding)
aanduiding):
PEDAL UNIT
On, Off
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
DAMPER PEDAL
On, Off
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
EXP/ASGN PEDAL
On, Off
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
WHEEL
On, Off
3Upper1 Part,
Upper2 Part,
Lower Part
*1 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de "Sustain", "Sostenuto" of
"Soft" instelling in de tabel onder
functie van het pedaal aangesloten op de DAMPER
PEDAL-aansluiting" (pagina NL-7) is geselecteerd. In alle
andere gevallen wordt het effect (of de functie) die aan het
pedaal is toegewezen altijd toegepast, ongeacht wat hier
is geselecteerd.
*2 De On/Off instelling die hier wordt geselecteerd, wordt
alleen toegepast wanneer de "Expression", "Sustain",
"Sostenuto" of "Soft" instelling in de tabel onder
"Selecteren van het
pedaaltype" (pagina NL-9) is
geselecteerd. In alle andere gevallen wordt het effect (of
de functie) die aan het pedaal is toegewezen altijd
toegepast, ongeacht wat hier is geselecteerd.
Gebruik van de Digitale Piano
36
(DAMPER PEDAL),
48
(PEDAL UNIT) en
52
(WHEEL)
"Functie-instellingen maken
Om dit te doen:
Instellen of de
bediening van de drie
pedalen aangesloten
op de cs PEDAL
UNIT aansluiting wel
of niet op elk gedeelte
moet worden
toegepast.
Instellen of de
bediening van het
pedaal aangesloten
op de cr DAMPER
PEDAL aansluiting
wel of niet op elk
gedeelte moet worden
1
toegepast.*
Instellen of de
bediening van het
pedaal aangesloten
op de
dl EXPRESSION/
ASSIGNABLE
aansluiting wel of niet
op elk gedeelte moet
worden toegepast.*
Instellen of de
bediening van de
cn PITCH BEND
regelaar wel of niet op
elk gedeelte moet
worden toegepast.
"Veranderen van de
2
NL-17