Inhoudsopgave
Advertenties
plaatsing boven of nabij een toestel welke warmte afgeeft niet wenselijk. Vermijd plaatsing op een
koude buitenmuur, plaats de thermostaat op een binnenmuur, vrij van tocht.
Al deze zaken zijn van invloed op de correcte meting van de ruimtetemperatuur, en dus op de goede
werking van de thermostaat.
Door het nokje aan de onderzijde van de thermostaat in te duwen kan de
thermostaat geopend worden. De bodemplaat met de connector daarin
kan op een universele wanddoos of direct op de muur gemonteerd
worden.
Let op dat de thermostaat niet in de buurt van antennes van interne communicatie netwerken
gemonteerd wordt. Deze zenden stralen uit waar de thermostaat last van kan hebben. Het kan
leiden tot ontregeling van de thermostaat. Houd altijd enige meters afstand.
Plaats de thermostaat op een plek waar er zicht is op de
heaters.
Als een toestel op storing staat en het wordt via de thermostaat
ontstoord moet het effect van deze handeling zichtbaar zijn.
4.2 Elektrische aansluiting
Zorg voor het aansluiten van de thermostaat er altijd voor dat het verwarmingstoestel spanningsloos
gemaakt is.
De thermostaat wordt elektrisch gevoed door het verwarmingstoestel. De aansluiting is 2-draads
zwakstroom. en niet fase gevoelig, dat wil zeggen dat het niet uit maakt hoe de draden worden
aangesloten.
Sluit de thermostaatdraden aan op het linker blokje gemerkt met RT.
Indien het rechter blokje gebruikt wordt zal de thermostaat defect gaan.
Gebruik altijd de juiste bekabeling voor de thermostaat.
Specificaties: Signaal kabel, 1x2x0,8mm (afgeschermd en getwist; CAT5, AWG20), Maximale
lengte 200 meter, Afscherming alleen in het toestel aan de aarde leggen.
Als de bekabeling te dun gekozen wordt zal het signaal te zwak zijn.
Als de bekabeling niet afgeschermd of getwist is, kunnen er EMC invloeden optreden bij langere
lengtes. Houdt de thermostaat bekabeling altijd gescheiden van voedingskabels en andere 230V
kabels.
Het niet volgen van deze richtlijnen kan ertoe leiden dat de installatie slecht functioneert en kan
eventueel zelfs leiden tot een defect in het toestel of thermostaat.
4.3 Één toestel op één thermostaat
Standaard hoeft in het verwarmingstoestel niets veranderd te worden. Mocht
de thermostaat niet functioneren, controleer dan of de microschakelaars S2
op de printplaat in de luchtverwarmer ingesteld staan als hiernaast
afgebeeld. Nummer 1 omhoog (op ON), andere nummers naar beneden.
S2
S3
ON
0
1
1 2 3 4 5 6 7 8
Na het veranderen van deze instellingen moet het toestel altijd eerst
spanningsloos gemaakt worden voordat de veranderingen actief worden.
Deze thermostaat is alleen geschikt voor aansluiting op daarvoor bestemde verwarmingstoestellen.
Sluit nooit bijvoorbeeld 24V of een andere spanning van een ander systeem aan op deze
thermostaat. Een defecte thermostaat is het gevolg.
Ruimte thermostaat Multi Therm C
het kleine schakelaartje S3 voor de busvoeding
moet op 1 staan.
In het geval dat er meerdere toestellen op 1
thermostaat worden aangesloten wordt verwezen
naar desbetreffend hoofdstuk in deze handleiding.
Installer
Thermostat (bus)
22°C
1 2
4
11
3
5
12
4
Advertenties
Inhoudsopgave
