Inbedrijfstelling
GEVAAR!
Het apparaat mag uitsluitend met gemon-
teerde luchtkanalen, beschermroosters te-
gen weersinvloeden resp. regen en gesloten
afdekplaten in bedrijf worden gesteld.
AANWIJZING.
Inbedrijfstelling moet tijdens het verwarmingsmo-
dus van de warmtepomp worden uitgevoerd.
Controleer de installatie nog eens grondig en werk de
installatiechecklist af.
Website van de fabrikant.
De installatiecontrole helpt schade aan de warmte-
pompinstallatie te voorkomen, die door een onvakkun-
dige uitvoering kan ontstaan.
Controleer of ...
•
het rechts draaiveld van de voedingsstroom (com-
pressor) juist is aangesloten;
•
de opstelling en montage van de warmtepomp
in overeenstemming met deze installatie- en gebrui-
kershandleiding zijn uitgevoerd;
•
de elektrische installatie vakkundig is uitgevoerd;
•
de stroomvoorziening van de warmtepomp uitge-
rust is met een vermogensschakelaar volgens IEC
60947-2 die op alle polen is aangesloten en een af-
stand van ten minste 3 mm tussen de contacten
heeft;
•
het verwarmingscircuit doorgespoeld, gevuld en
grondig ontlucht is;
•
alle schuiven en afsluiters van het verwarmingscircuit
geopend zijn;
•
alle leidingen en componenten van de installatie
dicht zijn.
Vul het opleveringsprotocol voor warmtepompinstalla-
ties zorgvuldig in en onderteken het.
Website van de fabrikant.
In Duitsland en Oostenrijk
Stuur het opleveringsprotocol voor warmtepomp-
installaties en de installatiechecklist naar de klanten-
service van de fabrikant.
Technische wijzigingen voorbehouden | 83061600aNL – vertaling van de installatie- en gebruikershandleiding | ait-deutschland GmbH
In andere landen
Stuur het opleveringsprotocol voor warmtepomp-
installaties en de installatiechecklist naar de lokale
partner van de fabrikant.
De inbedrijfstelling van de warmtepompinstalla-
tie wordt door onderhoudspersoneel uitgevoerd dat
door de fabrikant daartoe is geautoriseerd. Hier zijn
kosten mee verbonden!
VEILIGHEIDSTEMPERATUURBEGRENZER
In het elektrische verwarmingselement is een veiligheids-
temperatuurbegrenzer ingebouwd (afhankelijk van het ap-
paraattype). Als de warmtepomp uitvalt of als er lucht in
het systeem zit, controleer dan of de resetknop van deze
veiligheidstemperatuurbegrenzer is geactiveerd. Druk de
knop indien nodig weer in.
1 Veiligheidstemperatuurknop aan het
elektrische verwarmingselement
2 Resetknop
AANWIJZING.
Indien de veiligheidstemperatuurbegrenzer gerea-
geerd heeft, dan wordt dit in de verwarmings- en
warmtepompregelaar aangegeven.
25