Basisbediening en -instellingen
Zie voor andere verbindingsinstellingen "Gemakkelijke verbinding" (pag. 27)
of "Geavanceerde verbinding" (pag. 53).
Raadpleeg pagina 24 wanneer u de NFC-functie gebruikt.
Scherm [Ingebouwde draadloze inst.]
20
Selecteer [Wi-Fi-functie].
5
Selecteer de Wi-Fi-functie waarmee
6
u verbinding wilt maken.
Gebruik <5> of <9> om een item te
selecteren en druk vervolgens
op <0>.
Als u de verbindingsinstellingen niet hebt
vastgelegd, wordt het instelscherm
weergegeven.
Als u de verbindingsinstellingen al hebt
vastgelegd, wordt het scherm voor
opnieuw verbinden weergegeven
(pag. 136).
Het scherm [Ingebouwde draadloze inst.]
dat in stap 5 wordt weergegeven, is het
portaalscherm voor het instellen van de
draadloze functies.
Selecteer een item en druk op <0> om
het instelscherm weer te geven en geef
vervolgens de instellingen op.
Op het scherm [Ingebouwde draadloze
inst.] kunt u de volgende items instellen: