1.
®
6.4
Ventiel met lasmof
In dit gedeelte wordt het aanlassen van de ventielbehuizing beschreven.
Voer de volgende handelingen uit:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
430BAL008331NL_6
28.02.2023
Ventiel met los te draaien buisaansluitelementen – met behulp van passende
aansluitarmaturen – rechtstreeks in het leidingsysteem inbouwen.
Ventiel is geïnstalleerd.
Waarschuwing
Veerspanning in het ventiel
Bij het losmaken van de klemverbindingen aan de aandrijving of aan de
behuizing bestaat risico op letsel, omdat de vrijgegeven veervoorspanning
de aandrijving abrupt optilt.
► Neem eerst de spanning van de veer, voordat u de klemverbindingen
losmaakt, door de aandrijving met perslucht van lucht te voorzien, max. 8
bar.
Aandacht
Afdichtingen zijn aan slijtage onderhevige onderdelen
Oude afdichtingen leiden tot storingen in de werking van het ventiel
► Bij de montage van het ventiel moeten de O-ringen van de behuizing
altijd worden vervangen.
Aandacht
Vervormingen door lassen
De geopende behuizing kan door het lassen worden vervormd.
► Ter vermijding van lasvervormingen de behuizing voor het lassen altijd
afsluiten.
Veerspanning opheffen.
Ventielinzet uitbouwen, zie Gedeelte 10.5, pagina 43.
Behuizing zonder afdichtringen spanningsvrij lassen, daarvoor:
behuizing inpassen en vastzetten.
Ter vermijding van lasvervormingen de behuizing voor het lassen altijd
afsluiten.
Spoel de behuizing aan de binnenzijde met formeergas om de zuurstof uit het
systeem te verdringen.
De behuizing, zo nodig met lastoevoegmateriaal, in het leidingsysteem
vastlassen. Daar waar technisch haalbaar, TIG-orbitaal lassen met pulsen
gebruiken, conform richtlijn EHEDG Doc. 35.
Na het lassen de naad passiveren.
Ventiel monteren en aandrijving ontluchten.
Afdichtingen aanbrengen.
Montage en installatie
Ventiel met lasmof
29