7.6 Transmissiebedrading aansluiten
7.6.1 Tussen communicatiebox en buitenunit
7.6.2 Tussen communicatiebox en monitoringsysteem
BRR9B1V1
Communicatiebox
4P617761-1 – 2020.04
INFORMATIE
▪
Let op de maximumlengte van de transmissiebedrading. Anders kunnen er
transmissiefouten ontstaan.
▪
Gebruik snoeren of kabels bekleed met plastic (2 aders).
▪
Gebruik ALLEEN 2-aderige kabels. Gebruik GEEN kabels met 3 of meer aders;
anders kunnen er transmissiefouten ontstaan.
Voorwaarde: Gebruik DIII zwakstroomdraad.
Voorwaarde: Snijd het uiteinde van de transmissiebedrading af die moet worden
aangesloten. Strip de isolatie van de draad voordat u hem vastmaakt op de
klemmenstrook (X3M).
Voorwaarde: Draai de draden ineen voordat u ze aansluit.
1 Sluit F1 en F2 van klemmenstrook X3M van de communicatiebox aan op F1 en
F2 (TO OUT/D UNIT) van klemmenstrook X1M (A1P) van de buitenunit.
2 Sluit F1 en F2 (TO OUT/D UNIT) van klemmenstrook X1M (A1P) van de
buitenunit aan op respectievelijk F1 en F2 van de klemmenstrook van de
capacity up unit.
a
7‒1 Snijd de draad af, draai hem ineen en sluit hem aan op de klemmenstrook
a
Mantel
b
Draai de draden ineen voordat u ze aansluit.
c
Sluit aan op X3M.
OPMERKING
Let op de polariteit van de transmissiekabel.
Zie ook
"7.1 Algemeen overzicht van de lokale
Voorwaarde: Gebruik RS‑485 zwakstroomdraad.
Voorwaarde: Snijd het uiteinde van de transmissiebedrading af die moet worden
aangesloten. Strip de isolatie van de draad voordat u hem vastmaakt op de
klemmenstrook (X3M).
Voorwaarde: Gebruik draden met eenzelfde diameter en draai de draden ineen
voordat u ze aansluit.
1 Sluit de draden van A+ en B– van de klemmenstrook van de communicatiebox
aan op het monitoringsysteem.
2 Sluit de draden aan op de klemmenstrook X3M zoals beschreven in
"7.6.1 Tussen communicatiebox en
7±2 mm
X3M
c
b
bedrading" [
buitenunit" [
7
Elektrische installatie
|
4
17].
4
21].
Montagehandleiding
21